Latin America journey

Sunsetting down to the end...

Lieve lezers,

Vanuit het airport in Atlanta even gauw mijn laatste woorden. Internet is zo'n 10 dollar per uur, dus takkeduur. De laatste twee weken bestonden eigenlijk maar uit drie locaties. We hebben onze laatste hike gedaan in Huaraz, een fantastische hike naar bijna 5000 meter met als beloning op het einde van de hike een prachtig gletsjermeer. Op Renee haar verjaardag zijn we vrij technisch wezen rockclimben. Zo balen dat we in NL geen bergen hebben! Zou echt een hobby van me kunnen zijn. Verder zijn we nog een dag in Trujillo geweest, waar niet veel te zien was behalve koloniale gebouwen... Het vissersdorpje Huanchaco was wel indrukwekkend, met haar 2000 jaar oude vissersbootjes.

De laatste week hebben we niet meer gedaan dan in het uiterste noorden, Mancora op het strand liggen. Drankje, duik, drankje, duik. De hostels zagen eruit als resorts en de zee, de zwembaden waren goddelijk. Een week lang een mooie relaxte afsluiting van de reis. De laatste zes weken meer tijd in nachtbussen doorgebracht dan in hostels, dus het was het verdiend.

De reis is over, het is gedaan. Met grote pijn in het hart heb ik Latijns-Amerika moeten verlaten, maar na bijna vijf maanden ben ik zoveel rijker dan toen ik wegging. Spiritueel, cultureel zoveel gezien. Het ging allemaal zo snel...

Ik vlieg kom morgen om 08.10 uur aan op Schiphol, vluchtnummer 838.

Tot snel maar weer iedereen...

Bas

Voor de nieuwe foto's van week 19 en 20 zie www.picasaweb.google.nl/b.zegers

Die heb ik zojuist vrijgegeven om te bezichtigen

Steve Irwin continues, part II

Ik zit in een ontkenningsfase. Al weken verdring ik iedere opkomende gedachte die me doet denken aan een vliegtuig, 22 juli en Nederland. Ik krijg nog net mee dat Michael Jackson is overleden aan een overdosis toegediende medicijnen, dat Federer weer nr.1 tennisser is, en rond 6 juli kreeg ik door dat ik een dag later jarig was. Tijd vervaagt en gaat veel en veel te snel.

Zo is het al weer dik vijf weken geleden dat we met een kippenvel opwekkende bus van 18 uur naar de Amazone in het noorden van Bolivia reden om daar voor 3 dagen de pampas in te gaan. We bevonden ons op een onverharde weg langs griezelig diepe ravijnen. Tegenliggend verkeer kan er soms maar net langs. Als de nacht valt hoop je maar dat de chauffeur niet in slaap valt. Met een zucht van opluchting kwamen we aan in Rurrenabaque, het stadje aan de rand van de Amazone. Vanuit hier begon dezelfde dag onze tour door de pampas, ook wel het moerasgedeelte van deze jungle. Drie dagen over een rivier varen met een bootje om het mooiste wildlife te spotten en aan te meren bij kampen met houten hutjes die zicht met gaas probreren te weren tegen de hordes muskieten. Dag 1 was een flinke rit met een jeep naar de middle of nowhere om daar met een bootje de rivier op te varen. Onze guide `Negro` was de meest ervaren die er rond liep, maar ook de grootste joker die er te vinden was. Zo hield hij midden in de nacht een babyalligator voor mijn gezicht gehad die ik pas zag toen ik mijn zaklamp aanzette. De lolbroek... Maar goed, de eerste dag vervolgde zich met het spotten van mono titi aapjes, het zien van caipivari`s (een soort uit de kluit gewassen cavia`s), paradijsvogels en allerlei andere exotische vogels. Meest confronterend was nog wel om twee alligators op 1 m afstand met een bootje te benaderen. Ik heb veel enge dingen gedaan tijdens mijn reis, maar dit sloeg echt alles. Het beest geeft geen kik en geeft daarmee het gevoel dat die je binnen één seconde volledig kan verslinden. Ik zat dan ook letterlijk bij Renée op schoot. Volgens onze gids Negro moest je alleen uitkijken bij de zwarte kaaimannen, die we even daarna op 1,5 m naderden. `s Avonds dineerden we met onze groep van zes anderen in een klamboehut in ons kamp. Daarna gingen we met een bootje de rivier op om babykrokodillen te vangen!?!? Dag 2 begon met een leuke activiteit: de moerassen in om een anaconda proberen te vangen; Een uur lang in de zwetende hitte met laarzen door een moeras waden op zoek naar de grootste slang ter wereld, variërend in grootte tussen de 2 en 8 m. (De grootste ooit, 11,43 m!) En ja hoor, wij waren weer zo gelukkig om er een te vinden. Het beest heb ik nog mogen vast houden ook. Zie de foto`s. `s Middags gingen we nog meer apensoorten en aligators spotten, maar ook roze rivierdolfijnen die soms hoog uit het water sprongen. Negro wist ons vervolgens ook nog te vertellen dat we met ze zouden gaan zwemmen. Ik dacht eerst dat hij een grapje maakten, maar het tegendeel bleek waar. Met de aligators op de kant kreeg ik mijn tweede crocodilehunter `Steve Irwin` ervaring door in diezelfde rivier vervolgens te gaan zwemmen met de dolfijnen. Tegen het einde van de middag vaarden we opnieuw uit om piranha`s te gaan vissen met rauw vlees als aas. Ik mocht ze `s avonds nog opeten ook. Renée tijdens het eten nog helemaal in haar nopjes dat ze er meer gevangen had dan ik. Dag 3 bestond meer uit hetzelfde als de vorige twee dagen, met name omdat we nog een grote terugtocht voor de boeg hadden. De bustocht van 24 uur terug hadden we afgezworen en als alternatief zouden we terug vliegen vanuit Rurrenabaque. Opstijgend over een grasveldje in een minivliegtuigje kregen Reneetje en ik een nieuwe doodsangst te verwerken. Gelukkig waren we in een uur wel geland en wel terug in La Paz.

Met de laatste weken in het vooruitzicht hadden we een strak programa aan te houden. Ik denk dat ik de afgelopen zes weken meer in nachtbussen heb geslapen dan in hostels haha. Vanuit La Paz namen we dan ook de volgende dag de bus naar Sucre, een 13 uur durende busreis naar het midden van Bolivia. De witte stad heeft iets heel moderns, maar geeft toch een warm gevoel door haar koloniale bouwwerken. De stad heeft een rijke historie en hier verklaarde Bolivia zijn onafhankelijkheid van Peru. Het blijft nog steeds de juridische hoofdstad van Bolivia. Renée en ik hebben hier niet veel meer gedaan dan op terrasjes zitten en naar de bioscoop gaan, temeer omdat we beiden een buikkramp en diarree de baas moesten worden.

Twee dagen later vervolgden we onze reis naar het zuidwesten, te weten naar de stad Potosi. De stad was ooit de machtigste en meest welvarende stad in heel Zuid-Amerika; Een van de rijkste zilvermijnen ter wereld ligt hier, in de achter de stad opdoemende berg `Cerro Rico`. Inmiddels is er weinig zilver meer in de berg te vinden en wordt hij nu gebruikt voor mineraaldelving, maar ooit werkten er bijna een miljoen mensen in de mijn op zoek naar de beroemde zilveraders. De straten van Potosi waren zelfs ooit bedekt met zilver. Er werken nog steeds 5000 mensen in kleine groepen, meestal families om voor geheel voor eigen gewin allerlei soorten mineralen te delven. De ene week kan de de winst goed zijn, de andere week weer een stuk minder. In de mijnen is geen verschil tussen dag en dacht, dus sommige mijnwerkers kiezen er voor om 24 uur non-stop door te werken. In de mijnen eten ze niet, omdat ze denken dat ze dan de gassen `opeten`. Ze kauwen alleen de cocabladeren, die energiegevend zijn, eetlust doen vergeten en al sinds de Inca`s een traditie zijn.

In deze mijnen zouden wij dus een tour gaan doen. Ik was benieuwd naar wat ik aan zou treffen... Allerleerst zouden we op de mijnersmarkt wat frisdrank en zakjes met cocabladeren als cadeautjes voor de mijners inslaan en het mooiste: dynamiet! Ik kon gewoon mijn eigen dynamiet kopen! (Uiteraard gedaan). Daarna in een shabby broek, halfleren jack, helm en laarzen de mijnen in. Achteraf zou dit een van de meest indrukwekkende tours worden van mijn reis. Soms moet je kruipend op handen en voeten door smalle gangetjes om op plekken te komen. Je ademt gassen in waarvan je niet wil weten wat ze zijn. We vonden mijnwerkers coca kauwend of hard werkend in diepe nissen van de mijnen. We daalden af naar level 4 (van de 18 in totaal!) en kregen temperaturen de verwerken van 40 graden. In de mijnen vertelde onze gids, een oud mijn werker, alles over de historie van deze mijnen en benadrukte wat het nog steeds voor de stad betekent. Hij vertelde ons dat jochies van soms 14 al in de mijn werken. Mannen die de hele leven in de mijn werken, worden niet ouder dan 40 of 50 jaar. Met een mascotte van een duiveltje aan hun zijde, genaamd Tio, denken ze` veilig` te kunnen werken. Het was een bevrijding om de mijn te verlaten, en dan lijkt zelfs de lucht op 4000 meter ineens zuurstofrijk te zijn. Ik was nog steeds onder de indruk van wat ik zojuist gezien had. Buiten de mijn mochten we ook nog eens ons eigen dynamiet opblazen! Versterkt met katalysators gaf dit een enorme knal na een lont van 1,5 minuut. Uiteraard goed denkking gezocht mam! `s Avonds gelijk weer door met de nachtbus over een onbegaanbare weg richting het verdere zuidwesten, de stad Uyuni.

Uiteraard was deze weg een van de slechtste wegen van Bolivia, en als nachtsbus zou ik het tot de weg van de hel dopen. Om 3 uur `s nachts arriveerden we in Uyuni, op zo`n 4100 m hoogte in het Altiplano (hoog uitgestrekt plateau), met een aantrekkelijk nachtelijk temperatuurtje van 15 graden onder het kwik. Volhardend in ons reisschema nu de klok relativistische snelheid vooruit lijkt te gaan, konden we 5 uurtjes slapen om daarna al weer aan te treden voor onze driedaagse Salt Flat expeditie. Inhoudelijk kunt u zich het volgende voorstellen: in 3 dagen tijd zo`n 2000 km in een jeep over het Altiplano plateau scheuren waarin allerlei oneindige omgevingen werden aangedaan. Hoogtepunt hiervan (en hier keek ik persoonlijk al vanaf 2 maart naar uit), de Salar de Uyuni, een uitgestrekte zoutvlakte van 12000 km2. Op vele pkekken is er werkelijk geen reliëf aan de horizon. Dit zorgt voor een gebrek aan perspectief in foto`s en maakt dit landschap ideaal om leuke fotografische truucjes uit te halen met mensen. Ik verwijs dan ook graag naar mijn fotolog onderaan dit verhaal. Ooit was deze vlakte een groot meer dat is opgedroogd en uitgekristaliseerd. In het midden ligt nog steeds één eilandje, louter begroeid met cactussen, genaamd Isla Pescado. In het regenseizoen van oktober tot februari staat er een milimeter water op de zoutvlakte waardoor het net lijkt alsof je Jezus zelf bent en op water kan lopen. De nacht verbleven we in een klein hostel buiten de zoutvlakte. Hier beleefden we onze koudste nacht tot nu toe, maarliefst 25 graden onder nul! Met drie lagen kleren onder drie wollen dekens en een slaapzak je zelf warm krijgen. Ik had het uiteindelijk wel warm, maar ik kon vanwege de hoogte gewoonweg niet slapen. Dag twee en drie waren van geheel andere aard. Langs een droog landschap met een grote vulkaanrug reden we langs laguna`s genaamd colorada, verde (groen), blanco enz vol met allerlei soorten flamingo`s. De meren krijgen een hele sterke aparte kleur door een mix van mineralen en algen. Een schilderij van Bob Ross is er niets bij. De laatste dag gingen we in de ijskoude nacht al weer weg om langs geisers te gaan en vervolgens een thermische bron te bezoeken. De gedachte dat ik ook weer uit het water zou moeten, weerhield Renée en mij van enig poedelen in de bron. De zonsopkomst leverde weer prachtige plaatjes op boven het dampende water.

Na drie dagen kozen we ervoor om gedropt te worden over de grens in Chili om daar verder transport te vinden naar San Pedro de Atacama, een soort western dorpje omgeven door vulkanen, woestijn & maandlandschap. De 2500 m lager gelegen plek was een lust voor het lichaam met zijn laid-back sfeertje, restaurantjes, heerlijk weer en uiteraard beroemde wijnen. Enige minpuntje: een blikseminslag voor de portemonnee. De overgang vanuit Bolivia was natuurlijk des te schokkender, maar dat Chili 10 maal duurder was hadden we niet zien aankomen. Gelukkig zouden we toch maar 6 dagen in dit land verblijven. Na een dagje chillen hebben we in San Pedro nog een tripje gedaan naar de Valle de la Luna, genoemd naar zijn onovertroffen overeenkomsten met het landschap op de maan. Dit uitstapje sloten we af met een klim op de `Great Dune`, een monsterlijke woenstijnheuvel. Vanaf de top aanschouwden Renée en ik de zonsondergang, inclusief een heerlijk Chileens wijntje.

`s Avonds weer de nachtbus in naar het noordwesten van Chili. De kuststad Iquique mocht zich klaarmaken voor ons eerbiedig bezoek. Midden in de nacht was het nog een flinke klus om daar een bed te vinden. Uiteindelijk konden we gratis edoch gesloopt op de bank crashen van Backpackers Hostel Iquique. Dit hostel bleek toen ik wakker werd, mijn beste hostel tot nu toe. Het was een perfecte symbiose van knusheid, gezelligheid, comfort, stijl, gastvrijheid & service. De toko was inclusief pooltafel (een must voor mij), een bar, kabeltv met filmcollectie, gratis internet, een tuin, warme douches en een goed bed. Het hostel huiste precies genoeg mensen voor een ons-kent-ons- gevoel. Op zaterdag organiseerde het een BBQ met top notch Argentijnse steaks & Chileens wijn. In dit hostel zijn we dan ook met veel plezier twee dagen verbleven. De kuststad zelf staat bekend om zijn all year round goede surfgolven, maar er is nog één activiteit die de stad nog veel meer op de wereldkaart zet. Paragliden van de kliffen van Chili! Geroemd als een van de beste plekken ter wereld vanwege de thermiek in de lucht. Uiteraard ben ik niet vies van de grenzen opzoeken. Met een beetje zoeken kwam ik in contact met de Fransman die de plek enkele decennia geleden terug had ontdekt. Zijn verhaal was merkwaardig; De lokale Italiaanse maffia en post Pinochet aanhangers zouden hem tot meerdere keren bedreigd hebben en hem te hebben gedwongen zijn paraglidebedrijf te sluiten. Het betekende zijn faillisement waardoor hij nu zijn hele inboedel op straat stond te verkopen. De arme man kon ons nog wel in contact brengen met een goede Chileen die zijn business wel mocht doorzetten. Zo gezegd zo gedaan. Een dag later bevond ik mij op de klif, nog drie keer slikkend door de afgrond die voor me lag. Toen ik eenmaal aan mijn instructeur vastzat, besefte ik dat ik hoe dan ook toch van die klif af moest. De paraglide wordt met een enorme windkracht opgetrokken en dan is het rennen geblazen. Renée en ik sprongen vlak na elkaar af. De rust en sereniteit van deze manier van vliegen is geweldig en onbeschrijfelijk Het uitzicht over de kuststad met daarachter opdoemende kliffen is magnifiek. De thermiek in deze streek zorgt ervoor dat je uren in de lucht kan blijven als je wil. Renee kwam vaak langszoefen. Ideaal dus om foto`s te maken van onze vlucht. Op een gegevent moment vloog ik op tientallen meters boven de zee. Bizar als je je voetjes zo ziet bungelen in het niets. Eenmaal geland kon ik Reneetje haar landing ideaal filmen. Eerste reactie van ons beiden: Ik wil nog een keer! Helaas, budgettair gezien niet zo verstandig. Op weg naar het noorden van Chili zijn we ook nog even in Arica verbleven om vervolgens via enkele tussenstops weer Peru te kunnen begroeten.

Een taxi en bus verder arriveerden we in Arequipa,een stad enkele honderden kilometer uit de kust gelegen. Vanuit hier zouden we in onze laatste drie weken de gehele kustlijn van Peru afgaan. De tweede stad van Peru, Arequipa, ook wel El Ciudad Blanco genoemd, oftewel de ´Witte Stad`. En met recht, want de stad bulkt van de witte koloniale kerken, plaza`s, kloosters en andere bouwwerken. Allen zijn ze gemaakt van het witte materiaal sillar, dat de drie imposante vulkanen ooit over het dal uitspuwden. De huist ook het klooster Santa Catalina, dat ruim 400 jaar gefunctioneerd heeft. Het is een dorp in de stad op zich, haar geschiedenis en al haar kleuren na 400 jaar open voor bezichtiging. Een van de avonden hebben we ook Cuy gegeten, een traditioneel Andes gerecht. Het is niets minder dan cavia, die gefrituurd met kop en in gemartelde houding op je bord ligt. Naar mijn mening smaakte het gewoon naar kip. Ook heb ik Renée weten te overtuigen om mee te gaan White Water raften. Ze is niet zo`n waterratje, maar achteraf vond ze het supergaaf om door de wilde stroomversnellen te duiken, varierend van klasse I tot IV rapids. Gelukkig hadden we een hele goede gids, die ons door de soms wilde rivier stuurd, deze op zijn broekzak kennende. Na dit avontuur zijn we een tweedaagse trek gaan doen in de Canyon del Colca, die achter Arequipa ligt. De op één na diepste canyon ter wereld (slechts de naburige Cotahuasi is enkele meters dieper), is op punten meer dan 3000 meter diep. Onze gids was verrassend een jonge meid die ook nog eens een plantenexpert bleek te zijn. Samen met twee oude Duitsers en een halve Cubaan/Nederlander Joel begonnen we onze trek vanaf Cruz del Condor. Vanaf hier kan je met geluk machtige Andes Condor spotten. We hadden dan ook extreem veel geluk, want zo nu en dan vloog er een vijftal condors dichtbij langs ons. Ze zijn ca. 4 m in spanwijdte en daarmee de grootste vliegende vogel ter wereld. Ze zijn het mooiste als ze nog jong zijn, want na enkele jaren verliezen ze de witte band over hun veren. De sport was natuurlijk om deze knoeperds vast te leggen op camera. En met succes! De hike zelf was ook heel gaaf. Afdalende in de canyon om uiteindelijk uit te komen bij een plek, genoemd de oase. Afkoelen in de namiddag in een mooi zwembad en daar vervolgens de nacht door te brengen in een bamboehutje. Om 6 uur `s morgens hervatten we de tocht alweer, na heerlijke pancakes van onze gids, om nu weer naar boven te hiken. Volgens onze gids een tocht van rond de 3,5 uur. Nu was het zo dat ik ongelofelijk nodig moest poepen en ik geen toiletpapier bij me had. Ik ben met de billen samengeknepen in maarliefst 1,5 uur naar boven gerend. Volgende drie dagen had ik wel vreselijke spierpijn, maar ach, ik had het tot de wc gered. In de middag konden we chillen in thermische baden van 39 graden, die gevuld waren met natuurlijk water dan met 90 graden uit de berg komt zetten. Daarna kregen we nog een heerlijke buffetlunch geserveerd in een stadje aan het einde van de Canyon del Colca. Vervolgens was het snel onze bagage ophalen in Arequipa en weer de nachtbus in naar Ica.

Vanuit Ica was het nog maar 4 km naar onze volgende bestemming. In de woestijn ernaast ligt een oase genaamd Huacachina. Stel je voor: een lagune omringd door palmbomen, barretjes, restaurantjes en hostels met zwembaden. Top! De oase is omringd door gigantische woestijnduinen. Renee kon eindelijk sinds Centraal Amerika weer eens haar `bakini` te voorschijn halen om twee dagen in de zon te liggen. Je zou zeggen dat er niets te doen is behalve bruinen, eten & zwemmen. Mis! Kruip in een racemonster van een kooiwagen en om met 100 km/h over de woestijnheuvels te springen. De chauffeurs die dit doen lijken echt gekken, maar het ding blijkt gekgenoeg altijd op vier wielen terecht te komen. Aan het eind van de tour ga je sandboarden. Best gaaf om van die steile zandduinen af te surfen. Ik vond het alleen jammer dat de boards zo crappy waren. Het was niet meer dan een houten plank met vier gespen die continu losschoten. Voor iets meer geld had ik het op een echt snowboard kunnen doen. Enfin, het was een heerlijke dag geweest dus ik moest niet zeuren. Het adrenalinepeil zat weer lekker tot in de keel. Bij het verlaten van de oase hoorden we dat vanaf de volgende dag weer eens een transportstaking zou gaan plaatsvinden voor drie dagen. Heel arelaxt, want dit betekende dat we Pisco uit onze planning moesten skippen om op tijd in Lima aan te komen. Hier zouden we op 8 juli twee jaarclubgenoten treffen.

Dus een dag eerder naar chaotisch Lima. Ik haat de hoofdstad van 9 miljoen inwoners, maar het is de enige plek waar we die vriendinnen van Renee konden meeten. We hebben hier niets anders gedaan dan een goed partyhostel uitgezocht en drie dagen lang gefeest. Eerst voor mijn verjaardag en vervolgens met Maayke en Charlotte gesalsadanst in Lima. Renee maakte me op mijn verjaardag wakker met taart en cadeautjes, vet lief! Gaf me toch nog een beetje een verjaardagsgevoel. `s Avonds heb ik voor iedereen die wilde in het hostel sigaren gekocht, wat erin resulteerde dat ik van iedereen drankjes als bedankje kreeg. 8 juli werd ik met een goede kater wakker. In Lima genoten we `s middags van het goede eten. We zijn beiden een absolute fan geworden van Ceviche, rauwe gemixte vis gemarineerd in limoensap, koriander, pepers en ui.

Lima ligt halverwege de kust van Peru. Inmiddels lig ik nu te bakken en te surfen in Mancora, in het uiterste noordelijke puntje, een week verder al weer. Maar over die laatste week verhaal ik jullie later vanuit mijn laatste weblogverhaal. Hasta luego en met 30 graden hef ik het glas op mijn lezers in NL, waar het nu geloof ik weer herfstweer is. Salud!

NB.I Voor de foto`s van week 16, 17, 18 zie mijn picasafotosite www.picasaweb.google.nl/b.zegers

NB.II Voor Renée haar weblogverhaal zie reneekeijsers.reismee.nl

NB.III 23juli kom ik om 08.10 uur weer aan op Schiphol. Vanaf 1 augustus ben ik pas weer bereikbaar op mijn oude mobiele nummer, wil je me in de tussentijd bereiken bel 0306962075 naar mijn ouders. Vanaf 1 augustus woon ik weer op mijn oude kamertje.

Screaming for Oxygen

Inmiddels is het al weer een tijdje geleden dat jullie van mij gehoord hebben. Aan excuses begin ik niet meer, want ik besef inmiddels dat tijd een schaarstegoed is en veel te kostbaar om weer een hele middag in een internetcafé te zitten. Gisterenmiddag heb ik al weer 5 uur besteed aan de selectie van foto´s van week 13, 14, 15, dus u zult allen begrijpen dat ik het zonnetje buiten prefereer boven dit internetcafe. Enfin, het dagboek moet toch weer bijgewerkt worden dus hier zit ik weer. Op het moment van schrijven bevind ik mij in Sucre, het zuidwesten van Bolivia. Heb net een nachtelijke busreis van 13 uur achter de rug vanuit La Paz. Had ik een vet relaxte bus geregeld met een soort van ligbedden, kotst Renée het hele geval onder. Gentleman als ik ben, heb ik ook nog mijn schone stoel afgestaan en heb ik liggen creperen in een hoekje vannacht. Anyway, ik leef nog en met lichtelijk vierkante oogjes bericht ik jullie over mijn laatste perikelen in Peru en Bolivia.

Na de hele Inca Trail, bezochten we lake Titicaca, het grootste navigeerbare meer van Zuid-Amerika dat gedeeld wordt tussen Peru en Bolivia. Het ligt op 4000 m hoogte, heeft een bijzonder helder blauwe kleur en is haar uitgestrektheid is enorm. Vanuit de Peruaanse kant benaderden we dit gigantische meer via de stad Puno, een chaotische stad waar ik niet teveel woorden aan vuil wil maken. Via een boot hebben we een tocht over de Peruaanse eilanden op lake Titicaca gemaakt. De eerste eilanden waren de floating islands, en zoals de naam als doet suggereren, deze drijven daadwerkelijk! Er zijn een aantal eilandbewoners zo gek om van riet een drijvend eiland te bouwen dat ze zo nu en dan verankeren in de bodem. Om de zoveel dagen moet er weer een hoeveelheid riet bovenop gegooid worden, om de rottende laag aan de onderkant aan te compenseren. Huisjes, boten, alles wordt letterlijk van riet gemaakt. Het dient zelfs als primaire voedsel voor die mennekes! Snap niet dat dit volk de leeftijdgrens van 40 uberhaupt bereikt. Eiland nummer twee dat werd aangedaan was veel groter, genaamd Amantani. Hier werden we middenin een lokaal gezin gedropt, wiens eerste taal niet eens Spaans was, maar het locale ´Aymara´. Communicatief zorgde dit uiteraard voor de nodige misverstanden. Voelde me een beetje als een kandidaat uit dat tv-programma ´Groeten uit de Rimboe´. Als je vroeg waar de wc was, kreeg je een extra bord voedsel voorgeschoteld haha. De kleine Daisy van 8 jaar had al taken voor een 18-jarige en bleek voor de anderhalve dag onze gids te zijn. We hadden het op Isla Amantani wel getroffen, want er bleek zojuist een jaarlijks festival aan de gang te zijn, dus we werden meteen naar de andere kant van het eiland getrokken om aan de ceremonies deel te nemen. Traditionele outfits, veel gedanks, maar hoofdingredient Bier zorgden voor een vermakelijk schouwspel tijdens onze middag. ´s avonds gesunset op de punt van het eiland, maar vervolgens was het rennen naar huis om warme kleren te gaan halen. Overdag is het op 4000 m best uit te houden in de volle zon (ookal blijft het wel frisjes op die hoogte), ´s avonds daalt de temperatuur ramp richting vriespunt of daar onder. ´s Avonds werden Renée en ik uitgenodigd voor het avondfeest, op de voorwaarde dat we ons in tradionele kledij hesen. De bijbehorende foto is een lachertje. Enfin, de avondinvulling was even vermakelijk. De volgende dag konden we ons opmaken voor het laatste en tevens mooiste eiland, Isla Taquile. In een soort van piramidevorm, geeft dit eiland een bijzonder uitzicht over het meer, en dan wordt eigenlijk alleen maar meer duidelijk dat de horizon eerder in het oog valt dan er land te zien is. De locale bevolking weet zich weer geheel anders uit te dossen dan een eiland verderop, cultuur genoeg dus! Na 2 dagen eilandhoppen, was ik blij dat we van onze algemene gids Bruno from Puno (ik walg iedereen weer van dat rijmpje) af waren. De vent vond het leuk om ons continu met ´Happy Bruno Group´ te betitelen en ons te vragen of we al met de bomen gecommuniceerd hadden. Toen ik antwoordde dat ze ´not very responsive´ waren, leek hij mij al niet meer echt te waarderen.

Dezelfde dag pakten we nog de bus om op zijn Zuid-Amerikaanse manier de grens over te wandelen naar land nr. 5 van onze reis: Bolivia! Over de grens kwam je al gelijk eerbetogingen tegen aan de president die sinds 2006 aan de macht is, Evo Morales. Aangezien voor het eerst een Indiaanse president verkozen is, gelooft het volk (en met name haar minderheden) eindelijk dat er verandering komt aan de armste positie van het land tussen de economieën van Zuid-Amerika. Demonstraties op de hoeken van straten, zijn de normale orde van de dag. Mensen denken eindelijk een stem te hebben, en proberen door afsteek van vuurwerk de aandacht van de machtshebbers te krijgen. De eerste stad in Bolivia die ik aandeed was Copacabana. En nee, dat is niet degene van dat liedje, die light in Brazilië. De stad is in Zuid-Amerika niet minder beroemd, omdat hier een inmense mozaïekkerk is gelegen. De maagdenbeeld dat voor de kerk staat heeft een bijzondere bijgelovige betekenis in het hart van iedere Boliviaan. Als een taxichauffeur waar dan ook in Bolivia een nieuwe auto koopt, rijdt hij eerst helemaal naar Copacabana op zijn stuk metaal hier te laten dopen door wijwater. Copacabana was in al haar knusheid een heel lief kustdorpje dat vele malen aangenamer was dan Puno. Sinds enkele dagen waren we aan het reizen met twee Amerikanen Greg en Hideki, en dat kwam goed uit. In dit dorp was geen ATM aanwezig en net toen ik mijn laatste Peruaanse geld wilde gaan wisselen in een wisselkantoor kwam ik erachter dat ik drie overduidelijk valse briefjes in mijn handen had. Keihard opgelicht ergens voor een bedrag van zo´n 40 euro! Helaas kan ik niet meer achterhalen waar ze vandaan kwamen, maar gelukkig konden we geld lenen van onze reisgenoten. Vanuit Copacabana hebben we nog een dagtripje gedaan naar Isla del Sol, op de Boliviaanse helft van lake Titicaca. Conditioneel zijn we in redelijk goede doen, dus gooiden we er nog maar even een hike van 4 uur tegen aan over dit bergachtige eiland. Mijn favoriet op lake Titicaca!

Met het besef dat we nog maar 6 weken over hadden, besloten we om dezelfde avond nog de avondbus naar La Paz te nemen. Allereerst wil ik even kwijt dat Bolivia echt een walhalla is voor de portomonnee en voor de mond. Je kan voor 2 euro een zeer culinaire driegangenmaaltijd bestellen die een zegen is voor de papillen. Bolivia heeft tot nu toe de beste en meest gevarieerde keuken die we zijn tegen gekomen. Over de hoofdstad La Paz doen een hoop verhalen de ronde, dat je nauwelijks met waardevolle spullen over straat kan, dat het de meest gevaarlijke hoofdstad ter wereld is, en dat de helft van de taxi´s vals is. In mijn (wellicht naïeve) oogjes totale onzin, want de stad voelde veiliger dan menige stad die ik tot nu toe ben tegen gekomen. Uiteraard ben ik wel op mijn hoede geweest, maar het bewijst maar weer eens dat je eigen ogen de beste maatstaaf zijn en dat een hoop verhalen opgeblazen zijn. La Paz ligt op 3800 m hoogte en het centrum ligt in een dal. De ligging is imposant, aangezien de stad omringt wordt door het Cordillera Real gebergte, met een aantal bergtoppen boven de 6000 m. La Paz heeft een aantal hele leuke markten, een handicraft markt, waar allerlei kledingstukken, muziekinstrumenten en andere nutteloze dingen spotgoedkoop te vinden zijn. Hier zijn dan ook weer de nodige soeveniers ingeslagen (heb zelfs nog even overwogen om een goede gitaar te kopen) met als gevolg dat mijn backpack nu rond de 17 kg gaat wegen voor de komende weken. En dat allemaal voor het thuisfront! Daarnaast heb je ook nog een gigantische zwarte markt, waar je echt alles, zowel illegaal als legaal, gewoon op straat kan kopen. De meest bizarre markt is toch wel de witchmarket, ook wel heksenmarkt, waar alles op het gebied van magie te kopen was. Ogen, dode lamafoetussen en kippentenen, noem maar op. Ondervond alleen aan den lijve dat ze fotograferende Nederlanders niet echt konden apprecieren.

La Paz had tot voorkort de San Pedro gevangenis waar je een rondleiding kon krijgen van gevangenen zelf. Bewakers zijn er niet meer binnen, en het gevangenen leven binnen in een soort dorp, waar men zelfs zijn eigen celhuur moet verdienen, en sommigen deden dat o.a. met rondleidingen. Natuurlijk een grote drugshandel in cocaïne daarbinnen, maar het scheen een hele indrukwekkende wereld te zien daarbinnen die ik graag van dichtbij had gezien. Wegens het aanstellen van een nieuwe gevangenisdirecteur is het sinds kort niet meer mogelijk om een rondleiding te krijgen, dus daar baalde ik nog wel van.

In La Paz ben ik ook nog getroffen door een hevige voedselvergiftiging, waarbij ik tot dertig keer in een nacht gal heb moeten kotsen, vier dekens me niet konden warm houden, ik bijna geen adem kreeg en ik lag te creperen van de pijn. Heb me oprecht nog nooit zo beroerd gevoeld. Gelukkig was het na 24 uur ongeveer einde verhaal met de pret en kon ik weer de straat op om een van de grootste jaarlijkse festivals van La Paz. Duizenden mensen zijn maandenlang bezig met de voorbereidingen om kostuums te maken en alle dansen en muziekpartijen in te studeren. De straten zijn volledig afgezet, en er komen ongeveer 50 groepen van elk een paar honderd (!!!) man volledig in dezelfde kostuums voorbij gedanst, begeleid door vijftig- tot honderkoppige fanfares. Carnaval in Nederland, eat your heart out!

Vanuit La Paz hebben we nog een aantal trips gedaan in de omgeving. O.a. de kwalificatiewedstrijd Bolivia - Venezuela bijgewoond. Maar dé trip, die op iedere hoek van de straat wordt aangeboden is `Mountainbike the most dangerous road in the world!` Zo gezegd zo gedaan haha. Het betreft een overharde weg varierend tussen de 3 en 5 m breed tussen 4500 m en 1500 m hoogte. Men daalt dus 3 km in hoogte langs een slingerige weg die louter langs afgronden loopt waar je u tegen zegt. Nu denk je als lezer misschien: `Die is van lotje getikt!` Maar je stopt 17 x onderweg en de weg is echt bijna overal heel breed. Je moet uiteraard zorgen dat je met een goede organisatie mee gaat. Ik reed met de beste, op mountainbikes van 2500 dollar en met hele ervaren gidsen. Toch moet je wel je grensen kennen, want in 14 jaar tijd zijn er 11 mountainbikers van de klif afgestort (tegen honderden die het per dag doen), waarvan 3 weken geleden nog een Engelse jongen. En het lijkte me evident dat jullie er vanuit kunnen gaan dat ik een verstandige jongen ben. Toch denk ik dat mijn vader het eerder bij zijn Limburgse heuvelrondjes houdt ;).

Week 15 was wel de week van de fysieke uitdagingen. Want de laatste waar ik over schrijf is er een, waarvan ik tot op heden nog niet weet of het een verstandige was. Het was een hike (weliswaar bij met een zeer ervaren agency) om in enkele dagen de top van de Huayna Potosi te bedwingen. En zonder dollen, deze ligt op 6088 m! Op voorhand wordt al gezegd dat zo´n 25% moet afhaken wegens hoogteziekte in de vorm van extreme misselijkheid, braken, duizeligheid of hoofdpijn. Ik zou wel zien...

Dag 1 van deze hike betrof een training in het gebruik van een ijsbijlen en crampones (ijzers met punten onder schoenen), waarbij we in een gletsjer van de berg op 4700 m gingen oefenen in het bestijgen van ijswanden met materiaal. Op zich zou je in de daaropvolgende dagen alle ijswanden kunnen ontwijken op de weg naar boven, dus er zat ook gewoon een hoge funfactor aan. Renée had ik uiteraard ook weten te overtuigen tot deelname aan deze trip. Na eerst vloekend tegen de ijswanden op te gaan (omdat ze haar voeten te schuin in het ijs prikte), had ze uiteindelijk de smaak te pakken en wist ze goed omhoog te komen. Toch voelde je al op dag 1 dat op deze hoogte iedere inspanning drie maal zo zwaar weegt. Na dag 1 sliepen we in het base camp op 4700 m hoogte. Dag 2 zouden we gaan naar 5100 m hoogte, en vrij korte hike, maar wel met bijna 20 kg bepakking op de rug, incl. IJsschoenen, sneeuwpak, ijsbijl, crampons alle warme kleren enz. Ookal zou het maar 3 uurtjes duren, het was wel een aardige fysieke test over steile hellingen vol met louter losliggende stenen. Vroeg in de middag wisten we het High Camp te bereiken op 5100 m hoogte, net onder de sneeuwgrens. ´s Middags werden we nog door een aantal van onze gidsen gevraagd om mee te gaan rockclimben even verderop. Alleen de vier Nederlanders uit onze groep (van 7 toeristen) bleken geïnteresseerd te zijn. Dit waren aardig technische klimmen die eerst (ongezekerd) werden uitgezet door ons gidsen waarna wij ze gezekerd konden proberen. Rockclimbing zou wel echt iets voor mij kunnen zijn, ware het niet dat de grootste Nederlandse heuveltop rond de 320 m ligt. ´s Avonds was het rond zes uur naar bed om te proberen een aantal uurtjes slaap te pakken voor de volgende dag. Helaas zou de nacht ijskoud zijn, ondanks de 5 lagen kleding die ik aanhad. Dus veel slaap had ik niet gepakt.

Plan voor dag 3: om 00.30 uur weer op staan om gauw nog even wat thee weg te werken en dan in een pikkedonker de laatste 5-6 uur naar de top de klimmen door het ijs en de sneeuw om om 06.30 de top te bereiken en de zonsopgang te aanschouwen. Onze groep bestond uit 7 toeristen. Op de laatste dag is voor iedere 2 mensen 1 gids aangesteld. Je begint in je volle sneewpak, ijsschoenen met crampons eronder, ijsbijl en dagrugzakje met water en chocola aan de op voorhand al loodzware test. Ik zat met Renée vast aan een gids op een meter van elkaar. Alleen het bundeltje licht van je hoofdlamp is hetgeen wat je voor je hebt. En dan is het stap na stap je zelf vastzetten in het ijs. Renée voelde zich al vanaf het begin die dag erg misselijk, dus ik betwijfelde of het voor haar wel verstandig was om te beginnen aan deze klim. Mentaal was ze duidelijk, en met een sneer van haar kant wist ik dat ik voorlopig nog maar even wijselijk m`n mondje kon houden. Het volgende uur werd ze toch echter veel duizeliger en werd er door onze gids geopperd dat ik maar beter met een andere groep kon meegaan. Onder het motto `Samen uit, samen thuis` vond ik dit natuurlijk gelul, en maakte ik duidelijk dat ik voorlopig bij Renee wilde blijven. Op een gegeven moment kwam voor mij het dilemma dat de laatste gids ons zou passeren en dit de laatste was waarbij ik mee kon. Renée had inmiddels om de 20 stappen weer even rust nodig, en stond erop dat ik met de laatste gids mee zou gaan. Uiteindelijk gaf ik dan toch maar toe. Renee kon in haar eentje met haar gids op haar tempo door en ik werd aan een andere gids Rogelio vastgekoppeld samen met een Duitser. Niet wetende dat deze een machine was en in driemaal zo hoog tempo richting top stoomde. Een voor een haalde we toeristen met gidsen in, in het pikkedonker en ik voelde langzaam dat de zuurstofvoorraad drastisch kelderde. Iedere stap werd zwaarder en zwaarder. Na een tiental stappen was ik soms weer compleet buiten adem en gelukkig respecteerden de Duitser en mijn gids dat ook. Etenslust en drinklust verlies je bijna op de berg, want alles komt ijskoud aan op de maag. Met een dubbel gevoel zette ik door, Renee inmiddels al ver uit het zicht. Op honderd meter voor de top had ik het idee dat we verreweg de eerste waren. Mijn benen wilden op zich nog wel, maar qua ademhalen voelde ik wel echt dat mijn lichaam heel weinig zuurstof had op deze hoogte. De gids stelde ons voor een dilemma. Je kon een makkelijkere weg kiezen richting top of een moeilijkere: rechtopomhoog een ijswand van 100 m en een helling van bijna 60 graden. De Duitser zei volmondig ja tegen de moeilijke en onder de voorwaarde dat het echt te doen was voor mij stemde ik in. Ik kan jullie zeggen , dat ik om de 3 stappen op die laatste ijswand echt half stierf. Compleet buiten adem, wilden mn benen ook niet meer en moest ik echt om de paar meter rusten om zuurstof te krijgen. Terwijl ik mijzelf met de crampons en de ijsbijl staande hield op de wand, zag ik dat de zon zijn eerste stralen liet zien. De kou was zo snijdend in het gezicht, maar ik wilde het halen. Er waren echt momenten op die laatste ijsmuur dat ik dacht dat het niet ging halen, maar mijn gids loodsde me er overheen. Puur op armkracht heb ik mijzelf via de ijsbijl naar boven weten te trekken en bereikte als eerste de top, exact met zonsopgang. Magnifiek! Ik zat op een van de hoogste punten van Zuid-Amerika in de opkomende zon op adem te komen. De top was louter een dun richeltje waar je net op kon zitten. Het zou nog tien minuten duren voordat de eerste andere mensen (via de makkelijkere route weliswaar) de top zouden bereiken.

Nu ik niet meer in beweging was, verloor ik al gauw al het gevoel in vingers en tenen. Ik wilde zo snel mogelijk dan ook weer naar beneden, met name ook omdat ik wilde zien hoe het gesteld was met Renée was gesteld. We daalden via de makkelijkere route langs de top af (die helemaal niet zo makkelijk bleek; een verdomd klein richeltje langs een ravijn). In de zon was het gelukkig wel een stuk aangenamer. Langzaam kreeg ik weer gevoel terug in handen en voeten. Zonder stoppen zijn we teruggehiked naar het High Camp, zonder enig spoor van Renée. Ik kon er dus vanuit gaan dat ze vroegtijdig had moeten omkeren met haar gids. Het kon eigenlijk ook niet anders, aangezien het laatste gedeelte zo zwaar was en ze in haar doen die top nooit gehaald zou kunnen hebben, hoe groot de wilskracht ook was. Beneden bij het high camp trof ik haar compleet gesloopt in dr slaapzakje aan, zeer teleurgesteld dat haar lichaam het niet had aangekund. Als de hoogteziekte je te pakken krijgt, kan je nog in een goede conditie zijn, maar dan kan je er helaas gewoon niets tegen doen. Toch was ze wel blij dat ik de top had weten te halen. Ik ook, maar het was allesbehalve een `amateurklim` geweest. Maar wel een van de vetste dingen die ik ooit heb gedaan. Een once-in-a-life-time-experience.

Inmiddels zijn we al weer een week verder en heb ik ook nog een tocht in de amazone gedaan, maar daarover volgende keer meer. Totaan de grens van Chili hebben we nu al van alles volgepland staan, omdat de tijd inmiddels begint te dringen. Nog maar vijf weekjes en dan al weer terug naar huis.

We treffen elkaar snel weer in Nederland, maar eerst nog even een paar keer via deze weblog!

Er staan zo´n 200 nieuwe foto´s online verspreid over 3 nieuwe mappen `Week 13 Peru, Week 14 Bolivia en Week 15 Bolivia`. Zie voor deze foto´s www.picasaweb.google.nl/b.zegers

Mocht je echt tijd over hebben, zie Renée haar kant van het verhaal op reneekeijsers.reismee.nl

Following the footsteps of the Inca Empire

De hoogtepunten lijken elkaar sneller op te volgen dan er dieptepunten tussen passen. Zowel in de letterlijke zin als in figuurlijke zin, want de toppen van het Andesgebergte zijn er niet om Schrijvend naast een kacheltje dat me nauwelijks warm houdt in het zuiden van Peru, wil ik graag de magie van de Inca Trail overbrengen, het aloude pad dat ik enkele dagen geleden aflegde in een bittere trek door de hoge Andesgebergte. Met de spierpijn nog in de benen, kan in één ding met volle overtuiging zeggen: De hike van afgelopen week verdient van mij het hoogste eremetaal gedurende mijn queeste door Latijns Amerika...

Inmiddels bevind ik mij dus alweer in Zuid-Amerika, in Peru welteverstaan. Over mijn aankomst in Lima wil ik niet teveel woorden aan vuil maken. En resumé: de stad is chaotisch, heeft heel erg veel smog en mist en alleen het oude centrum oogt uitnodigend. Om de tijd tussen mijn vlucht naar voormalig Incahoofdstad Cuzco in de Andes te doden, heb ik enkele interessante musea aangedaan, die mij wat stof tot nadenken verschaften voordat ik de sprong zou nemen in de Inca cultuur. Enkele dagen later volgde mijn geheel verzorgde ´8-daagse Inca Discovery-tour´, die ik al lang geleden vanuit ons kikkerlandje geboekt had. Ik had hier overigens een hoop pecunia voor neergelegd, dus verwachtingen waren dan ook hoog. Na één hotelovernachting in Lima, de vlucht richting Andesstad Cuzco, en een all-inclusive luxe hotelovernachting in die laatste stad, begon ik enigszins te begrijpen waar mijn zuurverdiende euro´s heen waren gegaan. Cuzco ligt op 3400 m aardig hoog, en een hoop toeristen krijgen bij de vlucht van Lima, dat op zeeniveau ligt, naar Cuzco last enkele dagen hoogteziekte in de vorm van hoofdpijn en extreme misselijkheid en benauwdheid. Renée en ik konden opgelucht ademhalen, alle kwaaltjes passeerden gekgenoeg station NL.

Ondanks het feit dat Cuzco (of Qosqo in Inca) een van de grootste steden is van Peru, gaf het een bijzonder knus en pitoresk gevoel en zodoende tekende de stad zich in een scherp contrast af tegen Lima. Niet alleen de temperatuur is vele malen aangenamer (13 graden tegenover 22 graden overdag), maar ook de architectuur was van hoge culturele waarde. Met name in het centrum zijn enkele gebouwen gebouwd op de fundamenten van oeroude Inca bouwwerken en daarnaast koloniaanse kerken en plaza´s. De stad omvat vele marktjes met allerlei vrouwtjes die handwerken en zelf gemaakte kleding verkochten voor spotprijsjes. Inmiddels is er al een pakket aan soeveniers richting huis gevlogen, om ons te verlichten in onze backpacks.

Na een avondje kabeltelevisie (!) in het hotel, was het tijd om met een bus verder de bergen in te gaan. Eerste bezoek betrof een kleine boerengemeenschap in de Andes. De culturele erfenis van dit land is vele malen groter dan alles wat we in Centraal-Amerika hebben meegemaakt. De meest schattige kleine vrouwkes in traditionele kleding lopen met Lama´s en Alpaca´s (meer wollige variant) en spinnen onderweg wol van met name de Alpaca. Weer een trui, een sjaal en een typische Peruaanse muts rijker, kreeg ik uitleg over de manier waarop deze gezinnen zich met nauwelijks inkomsten in eigen onderhoud voorzien. Kleding wordt allemaal zelf gemaakt en wordt gekleurd met allerlei natuurlijke zaden, stenen en hoeken meer dan 45 graden tegen de bergwand liggen. Ik vraag me nog steeds af hoe ze die velden oogsten, maar goed. Het systeem is haast communistisch tussen deze boerengemeenschappen. Men werkt in een bijna communistisch ´voor-wat-hoort-wat´-systeem dat al sinds de Inca´s wordt toegepast. Als jij wil zorgen dat er op je land gewerkt wordt, dan zorg je dat mensen uit de omgeving je helpen. Voorwaarde is wel dat je ze allen in eten en drinken voorziet, indien nodig een slaapaccomodatie en niet te vergeten chicha-bier om de dag werken te vieren. De volgende dag help je je buren op zijn of haar land.

De trip vervolgde zich met de bus naar de Sacred Valley, alwaar we de eerste grote Inca-ruines van Pisco bezochten. Verbluft door het uitzicht over de vallei hoorde ik de eerste verhalen over de origine van deze ruïnes. De Inca beschaving had zijn glorietijd van 1438 tot ruwweg 1532 totdat de Spaanse conquistadoren onder leiding van Pizarro in een bloederige strijd een einde maakte aan het gehele rijk. De Incabeschaving wisten met hun verbluffende besturingsorganen en tactieken hun rijk in minder dan honderd jaar (!) uit te breiden tot de gebieden die growweg het hedendaagse Peru, Bolivia en delen van Argentinië, Chili en Ecuador beslaan. De veroveringsstrategie was wellicht zo effectief, omdat vervoverde volken en stammen intact werden gelaten; louter dissidenten werden weggevoerd. Onder leiding van de Inca (de koning), beroemdst is Pachacuti, verdeelden zij hun rijk in vier streken, verwijzend naar windrichtingen die grensden aan hoofdstad Cuzco. Nog veel indrukwekkender is de briljante architectuur van de Inca´s, want in minder dan honder jaar zijn vele dorpen en steden door dit volk door de gehele Andes gebouwd. Gigantische stenen zijn soms in bijna perfecte vormen geslepen in de meest imposante bouwwerken. Vele tempels waren bedekt met goud, wat voor de binnenvallende Spanjaarden meer dan indrukwekkend geweest moet zijn. Genoeg zover over de Inca´s, want hoezeer ik mijn best ook doe, de magie die deze omgeving op je heeft, kan je alleen ervaren als je zelf een ticket naar dit land boekt. De dag vervolgde zich naar een lunch in een chique restaurant in de Sacred Valley, alwaar ons een tafelslang buffet werd voorgeschoteld met allerlei traditionele gerechten uit de omgeving. Alpaca (soort lama) is geweldig vlees, en ook een drankje gemaakt van paarse maïs behoort nu al tot mijn favorieten. Alleen ´Cuy´, oftewel Cavia, was niet in het buffet inbegrepen. Tot het moment van schrijven zouden Renée en ik deze Peruaanse delicatesse nog graag eens uitproberen. Daarna bezochten we Ollantaytambo (zie dat maar eens correct uit te spreken!), een klein stadje aan de rand van de heilige vallei. Dit kleine dorpje dat voor een deel op inca fundamenten is gebouwd, is een waar genot om in rond te lopen. Tegen de stad aan liggen nog enkele reusachtige ruïnes. De Inca´s hadden deze stad op fameuze wijze in de vorm van een van hun heilige dieren gebouwd, de lama. De vorm is hedendaags nog steeds goed op foto´s te zien. Cuzco is overigens in de vorm van een poema gebouwd. ´s Avonds leerde we tijdens het diner pas echt goed onze groep kennen, waarmee we de komende dagen zouden zijn opgescheept. Onze groep bestond uit veertien man, waarvan 11 Texanen die elkaar al goed kenden. Een groot vooroordeel over Texanen maakte zich van mij meester; ze staan in de wereld immers bekend als extreem conservatieve republikeinen en daarnaast had ik bij aanvang niet zo´n zin om met zo´n vriendenclubje te moeten reizen. Aan het einde van de week zou blijken dat deze gevoelens compleet onterecht waren en heb ik echt een topweek met iedereen gehad. We werden geleid door twee gidsen die uit de omgeving kwamen. De hoofdgids genaamd Silver en assistent Gato (ookwel ´kat´, wanwege zijn extreem groene ogen). In zijn jeugdige jaren werd hij nog Puma genoemd, maar inmiddels tegen de vijftig en had hij niet meer de soeplesse uit zijn jeugd. Het Engels van met name Silver was uitmuntend en een zege voor de meesten van onze groep.

Volgende dag zou de eerste dag van de Inca Trail zijn, een vierdaagse hike over enkele van de stenen paden die door de Inca´s zijn aangelegd door de gehele Andes (in zijn totaliteit zijn de paden zo´n 23.000 km lang. Twee van deze paden waren vermoedelijk de belangrijkste, beginnend bij de stad Ollantaytambo langs allerlei Inca ruïnes en eindigend in de verloren Inca-stad Machu Picchu. Een van de twee gaat door de lage vallei, de ander langs de bergtoppen van de Andes. Raad eens welke wij zouden gaan nemen! Om 6 uur vertrokken we met onze dagrugzak aan deze onderming, waarbij we alleen op onze benen konden vertrouwen. Renée en ik hebben al een aantal hikes gedaan, maar stiekem waren we toch wel nieuwsgierig wat deze tocht van ons fysiek en mentaal zouden gaan eisen. Bij vertrek werden we door onze guide Silver ingelicht over de verassende situatie. Op dag 4 van de hike, de geplande dag van terugkeer met een treintje onderaan de berg van Machu Picchu naar Cuzco, zou een onzekere situatie zich voordoen. Een aantal boerendorpen zouden wellicht gaan staken tegen de privatisering van het water, met het gevolg dat ze de hele rails naar Cuzco zouden gaan barricaderen met boomstammen. M.a.w. dit zou voor ons de terugkeer ommogelijk maken. Maar nogmaals, het was nog lang niet zeker of deze staking zou doorgaan. Het kwam erop neer dat onze gids ons doodleuk vertelde dat we op het schema van een driedaagse hike moesten beginnen, totdat meer informatie zich aandeed of om eventueel de staking voor te zijn. Voor dag 1 betekende dit 16 km hiken in plaats van 11. Lucky us!

Dag 1 van de hike bracht ons naar enkele verbluffende uitzichtingen over de bergen en langs een paar zeer spectaculair gesitueerde ruïnes, die je in mijn fotoselectie kunt aanschouwen. Bergtoppen, kliffen alles was mogelijk. Terassen die langs steden gebouwd werden dienden niet alleen een agricultureel doel, maar dienden primair als fundament voor sommige steden op bergen. Iedere ruïne die we passeerden, werd het voor mij verbazingwekkender hoe de Inca´s uitblonken in architectuur. Ze wisten stenen zo te passen, dat cement onnodig was. Ramen en deuren werden gebouwd in trapezoïde vormen, om trillingen van aardbevingen op te vangen. In de jaren vijftig van vorige werd de omgeving getroffen door een van de hardste aardbevingen sinds enkele eeuwen. Resultaat: vele koloniaanse Spaanse bouwwerken overleefden de aardbeving niet, bijna alle inca ruïnes bleven onverroerd staan.

In de schemering kwam ik aan bij onze kampplek, waar de kou me al om de armen vloog. Met een prachtig uitzicht over enkele sneeuwkappen in de verte, besefte ik me dat het koud ging worden die nacht. Eenmaal omgekleed in mijn traditionele handgemaakte trui, sloeg de verbazing toe. Alle tenten waren al opgezet en er stond een kooktent en een eettent! Dit was het werk van 22 locale porters (dragers), die voor ons 16 man mee waren. In de eerste minuten van de hike waren deze locals uit gemeenschappen al langs ons gerend. De meesten hebben meer dan 25 kilo op hun rug aan bagage. Al het eten, al onze tenten, al onze bagage, een tafel, stoeltjes enz, dragen zij allemaal voor onze groep de berg op. Sommigen lopen op sandalen en zijn tegen de vijftig jaar oud! Het schijnt voor hun makkelijker te zijn om de bergen op te rennen, dan rustig aan te doen. Bizar! (Paps, ik dacht dat jij goede schaatskuiten had, je legt het toch echt af tegen deze vijftigers). Opgevoed in een lekker kampeergezin, was dit een soort van kamperen dat ik niet gewend was. Op sommige momenten werkelijk echt beschamend, met name als er veertien teiltjes met biologische zeep en warm water klaar staan om je handen te wassen. Lunch en diner bestaan uit drie gangen met geweldig gekookt voedsel, variërend van lokale soepjes, schotels tot goede spaghetti. In gebrekkig Spaans heb ik dan ook vele gesprekken gevoerd met deze mannetjes, en met ieder woord kwam er meer bewondering. Gelukkig hoorde ik wel dat onze organisatie, G.A.P. Adventures, goede voorzieningen voor deze porters verschafte met een voor hun hele degelijke betaling achteraf. Na het eten gauw de tent in voor een goede nacht rust, helaas is het momenteel winter in Zuid-Amerika. Hoewel dat overdag een heerlijk warme zon en droogseizoen betekent, in de nacht is de Andes medogenloos.

Een moeizame nacht in een tentje verder, hoorde ik de volgende ochtend dat het kwik vijftien graden onder het vriespunt gedaald was. Geen wonder dat ik het koud had gehad! Na een stevig ontbijt lieten we de porters achter ons, die het kamp gingen afbreken. Die zouden ons uiteraard nog wel inhalen haha. Als een van de laatste groepen begonnen we onderaan de moeilijkste pas, genaamd ´Death Woman´s Pass´. Ik kan jullie vertellen, dat ik mijn verborgen talent heb ontdekt, want mijn god wat vind ik het heerlijk om vol tegen mijn limieten een berg op te hiken, met daarbij als moeilijkheidsfactor dat de Incapaden uit honderdduizenden treden bestaan. In vroege en nog frisse ochtend heb ik een vijftigtal mensen ingehaald, waaronder ook vele porters. Bijna op de top, dulde ik nog twee porters voor mij (toevallig in de paarse kleuren van mijn tourgroep). Onbeschrijfelijk was het gevoel om mee deze twee locals als eerste het hoogste punt van de trek te bereiken. Terug in Cuzco had ik een klein flesje rum gekocht, die ik al die tijd in mijn dagrugzak had meegedragen. Samen met deze twee porters heb ik dit flesje gedeeld, uitkijkend naar de mensen die een voor een de top bereikten. Respect ook voor Renée, die als een van de eerste van de westerlingen de top bereikte. Het uitzicht was zo spectaculair, op de top van 4201 m! Hierna begonnen we aan een afdaling die ons een kilometer lager bracht. Onze gids Silver snelde in een noodvaart de trappen af, iets dat ik enigszins als een uitdaging opvatte. Toen hij even naar de wc was, ben ik in een noodvaart de trappen van de berg afgerend. Na zo´n 25 minuten hoorde ik iemand achter mij en merkte ik dat het Silver was. Even versnelde ik, maar ik moest het gauw afleggen tegen onze guide die even aanzette en langs me vloog. In een half uur was ik beneden in de vallei en kon ik me samen met hem opfrissen in een koude bergstroom. Pas beneden besefte ik eigenlijk hoe gevaarlijk mijn afdaling was geweest, want één misstap op zo´n steen en je gaat gruwelijk door je enkel of maakt een flinke smak op de stenen. Silver wist mij te vertellen dat noodhulp hier bijna ommogelijk was. Voortaan toch maar niet zo roekeloos afdalen. Anyway, ik leef nog en ik mag niet klagen. De rest van de dag wist onze guide Silver ons nog veel meer te facineren met verhalen over de oude Inca beschaving. Ik begon mij steeds meer te beseffen wat voor geluk we met hem hadden, want hij was werkelijk een bodemloze put aan informatie en zijn manier van vertellen was betoverend. De nacht brachten we door op de mooiste kampeerplek van de gehele trip, op de top van een berg met bijna 360 graden uitzicht over de Andes. ´s Ochtends zijn we dan ook heel vroeg opgestaan om de zonsopkomst over deze bergen mee te maken. Wederom een aantal indrukwekkende plaatjes geschoten!

De ochtend van dag 3 bracht eindelijk uitsluitsel over de staking, contact met het kantoor in Cuzco betekende dat er geen staking zou zijn. Dit had tot gevolg dat we al zover gehiked waren dat we niet eens zover van ons eindstation Machu Picchu verwijderd waren en eigenlijk nog een dag over hadden. Silver besloot ons nog langs een ander oud Inca pad te brengen, dat half dichtgegroeid was. Daarnaast zouden we een aantal Inca ruïnes bezoeken die bijna niemand te zien krijgt en nog volledig begroeid zijn door de eeuwen heen. Dit pad vereiste enige soeplesse met het verwijderen van takken en handig voetenwerk her en der, maar de ruïnes waren het waard. Aangekomen bij de lunchplaats kwam een porter naar ons toegesneld die ons wist te vertellen dat er toch een staking zou gaan plaatsvinden! Dit betekende snel eten om vervolgens in hoog tempo naar Machu Picchu te hiken, want rond middernacht zouden de boeren de rails al gaan blokkeren, oftewel terugkeer ommogelijk maken. Dus voor middernacht moesten we nog terug zien te komen naar Cuzco.

Flexibel als we zijn, zetten we de vaart erin richting Machu Picchu. Na een flinke hike van een uur, loop je het laatste stuk omhoog tussen twee bergen door. Dit magische punt heet Intipunku, ´Sungate´. Als je op dit punt komt, komt de verloren Inca-stad van Machu Picchu ineens vol in het zicht. Kippenvel! Omringd door veel hogere bergtoppen ligt de stad majesteus op een kliffrand. Het klassieke fotomoment is gelijk herkenbaar vanaf dit punt. Vanaf hier is de hike naar Machu Picchu nog drie kwartier. Aangekomen bij de stad, weet je gewoon dat dit de kers is van de reis.

In de overwoekering van de Spaanse conquistadoren van het Inca rijk is deze stad nooit ontdekt. Historici hebben verschillende theorieën over deze stad, maar het ongetwijfeld een hele belangrijke waarde gehad in de Inca-Tijd. In de achtervolging van de Spanjaarden, trokken de laatste belangrijke Inca´s zich terug naar deze stad, maar hebben vervolgens de stad verlaten achtergelaten om beneden ver in de vallei tegen de Amazone een nieuwe nederzetting te bouwen. De Spanjaarden waren zo bezield om de laatste Inca´s te pakken dat ze in de vallei volledig deze stad zijn voorbij gegaan. Van de omringende bergen en vanaf de vallei is de stad zo gesitueerd dat het haast onmogelijk is om deze de zien. In 1911 was de Amerikaanse historicus Hiram Bingham op zoek naar de laatste nederzetting van de Inca´s in de Amazone. Volledig zoekend in de vallei werd hij uiteindelijk door jongetje uit een boerengezin die in de bergen woonde met compleet geluk naar Machu Picchu gebracht. Het bestaan van de stad was dus altijd al in de lokale bevolking geweest, maar was nooit van waarde geweest om dit naar buiten te brengen. Met name omdat men er van uit ging dat er dode zielen in de volledig begroeide stad doolden. In de jaren erna wist de historicus de stad volledig bloot te leggen, en geldt het als een van de mooiste plekken op aarde.

Het vernuft waarmee de stad is gebouwd is ongelofelijk. Terassen dienen wederom als fundamenten voor de stad, die volledig omringd wordt door kliffen. Machu Picchu heeft de vorm van het laatste heilige Inca dier, de Condor. Hier heeft de wereld pas echt kunnen ontdekken hoe de Inca´s geleefd moeten hebben. Silver wist ons werkelijk alles over de stad te vertellen. Normaal heb je meer dan een dag nodig om de hele plek grondig te verkennen. Wij hadden wegens de vermoedelijke staking slechts twee uur, dus dat was een beetje teleurstellend. Maar al met al moesten we niet treuren, want dit was hoe dan ook de bekroning geweest van een epische trek door de Andes.

De avond had toch nog een plotse wending. Toen we eenmaal aangekomen waren in Aguas Calientes, het treindorpje, kregen we te horen dat het nog onzeker was of onze trein zou gaan en dat we drie uur later meer zouden weten. Er zat niets anders op dan wachten op het station met hordes toeristen die evenveel wisten als wij. Gelukkig hadden wij echt plaatsbewijzen en kon de trein om 11 uur ´s avonds ons toch nog veilig naar Cuzco brengen. Later zouden we horen dat andere mensen met bussen geprobeerd waren terug te gaan en volledig vast kwamen te zitten tussen barricades en zelfs langs stenen gooiende boeren waren gereden. Gelukkig zat ik veilig in een hotel in Cuzco en heb ik daar niets van mee hoeven maken. Toch voel ik wel mee met de boeren, van wie steeds meer wordt afgenomen. Water is toch je primaire voorziening, en in een land als Peru is privatisering voor hen geen goede ontwikkeling. Tot zover de Inca Trail, en ik hoop dat ik enigszins jullie kan betoveren met de foto´s op mijn weblog.

Inmiddels, zeer gewaardeerde lezers, bevind ik mij alweer in Puno aan Lago Titicaca (ja, vrij belachelijke naam als je het mij vraagt). Morgen vertrek ik al weer naar de volgende bestemming van mijn reis, Bolivia. Hierna trek ik (voorlopig nog met Renée) in een soort van roundtrip naar de noordelijke punt van Chili, om daarna via de kust helemaal terug te trekken naar Lima, Peru. Over zeven weken vlieg ik al weer terug naar Schiphol. Maar eerst nog even genieten...

Kus,
Bas

Voor een kleine fotoselectie van de 500 foto´s van afgelopen week zie mijn picasa weblog: www.picasaweb.google.nl/b.zegers

Voor Renée haar variant op de Inca luitjes zie, reneekeijsers.reismee.nl

The famous Panama Canal!

Mijne zeergewaardeerde lezers,

Schrijfend vanuit een van de meest epische plaatsen ter wereld (Ollantaytambo in Peru) breng ik U mijn update van de laatste week in Panama. Uitkijkend over de ruines van een oude heilige incastad en een dorpje dat uit haar voegen past van culturele waarde midden in de Andes kan ik louter zeggen dat ik keer op keer weer ruimte moet maken voor de impressies die op mijn netvliezen gebrand worden.

Laat ik teruggaan naar zo´n twaalf dagen geleden. Ik had verhaald over de maagdelijke San Blas eilanden in Panama waarna ik weer terug gekeerd was naar onze vaste basis Luna´s Castle, gesitueerd in Panama City. In de anderhalve week die volgde, werd Panama City het epicentrum van het web van waarvandaan ik, nog steeds met Renée aan het elastiek, een heleboel eendaagse of meerdaagse bezoeken heb gedaan in de omgeving.

De eerste was een uitstap was richting de oudste Spaanse conquistadorenstad van Panama, genaamd Portobelo. En nee, de naam heeft geen enkele relatie tot de befaamde paddestoel, maar betekent vrij vertaald in het Spaans ´mooie haven´. Het diende als grootste vestingstad aan de Caribische kust en had ooit een grote functie als havenstad richting het Spaanse koninkrijk. De afstand van deze stad naar de Pacifische kust van Panama is een van de kortste over de gehele isthmus. Ookal, waren de verwachtingen van dit land groot voor de Spaanjaarden, het land had helaas niet het goud dat ze zochten. Het welgewilde goud was echter wel te vinden in het met Inca´s bevolkte Peru. Via een zeeroute van Peru naar Panama werd ooit veel goud vervoerd en uiteindelijk langs de rivier de isthmus vervoer met ezels richting de stad Portobelo, alwaar de Spaanse gallioenen rijk beladen weer naar Spanje vertrokken. Het was dus een belangrijk punt om te verdedigen, maar het duurde niet lang voordat Engelse en andere Europese piraten dit land als een interessant verlengstuk gingen zien voor het uitbreiden van hun bezittingen. De bekende Britse piraat Henry Morgen heeft dan ook de stad meer dan eens ingenomen. Hedendaags zijn er nog veel ruïnes te vinden van de oude Spaanse forten. Helaas voor ons had het regenseizoen ook dit plekje gevonden en moesten we ons redden in de voornamelijk stromende regen. No hard feelings, de regen is immers van groot belang voor de Panamezen; niet alleen vanwege haar agriculturele waarde, maar ook omdat Panama het enige land in Latijns-Amerika is waar je water uit de kraan kan drinken. De dag die volgde was rampzalig, omdat we ongeveer 1,5 uur op een bus gewacht hebben. En net toen de bus aankwam, was ik de sul die mijn telefoon was vergeten in het hostel. Weer een uur later bevonden we ons eindelijk in de bus naar La Guiara, een afgelegen zwart bevolkt dorpje verder in oostelijke richting. Vanuit hier een kort bootripje van 5 minuten naar Isla Grande, wat volgens mijn Lonely Planet bijbel een heerlijk eiland was om te chillen, te snorkelen en te duiken. Na ons behaalde certificaat in Nicaragua, wilde we graag ook hier een duik proberen. Wat bleek, het hoogseizoen was compleet voorbij en het hele dorpje op het overigens prachtige eiland was uitgestorven. Ik kon me indenken dat het een groot feest kon zijn in dit dorp, maar werkelijk iedere bar en zelfs het duikcentrum was gesloten. Desalniettemin was de rust des te groter, en heb ik de lekkerste en grootste lobster (leven in de pan uiteraard) gegeten tot nu toe. Buen Provechas!

Een toetje bewaart men immer altijd voor het laatst, gewoonweg omdat deze meestal het lekkerste is van de maaltijd. Om dezelfde reden hadden we het Panamakanaal voor onze laatste week in Panama bewaard. De volgende dag zijn we dan ook via de Caribische kuststad van het kanaal, genaamd Colon naar de grote Gatun Locks getrokken. Colon was de stad waar ik werkelijk het meeste kippenvel van heb gekregen tot nu toe, dat wil zeggen in negatieve context. In deze stad heb je het gevoel dat er 1000 Argusogen in je nek je aanstaren. Politie ondervraagt je zelfs wat je komt doen, omdat het gewoon een hele gevaarlijke plaats kan zijn en verzorgt desnoods een escorte terug naar het station. Natuurlijk wil ik jullie op het hart drukken dat ik ingelezen en wel uiteraard hiervan op de hoogte was. De naargeestige plek diende louter als tussenstation naar de grootste van de drie sluizen van het Panama kanaal, de Gatun Locks. De gigantische sluizen van Gatun, hebben het mooiste uitkijkpunt van allemaal. Al sinds 1903 zijn dezelfde sluizen in gebruik en op zijn kant het grootste bouwwerk ter aarde, zelfs groter dan de Eiffeltoren. Ze zijn groot genoeg om in elk zijn driedelige ´Locks´ de Titanic te kunnen huizen met nog ruimte te over. Kortom, indrukwekkend! Schepen worden hedendaags nog steeds gebouwd met de afmetingen van de sluizen in het Panamakanaal. We kregen de kans om een aantal van de grootste tankers en vessels hier doorheen geloodst te zien worden. Een spectaculair proces voor het oog. De schepen hebben links en rechts nauwelijks een halve meter speling! In drie stappen worden bij de Gatun Locks de schepen van zee naar het 25m hogere meerniveau gebracht. In slechts tien minuten stroomt er 100 miljoen liter water uit de sluizen. De tanker betaald voor het Panamakanaal een tol van zo´n twee ton drie ton en een klein jachtje betaald nog steeds zo´n duizend dollar om er doorheen te mogen.

Terug in Panama City, zijn we na een dagje functioneel shoppen op Renée haar aandringen naar het laatste strand gegaan, Santa Clara. De trip van 3 uur bracht ons naar het midden van Panama, een breed strand aan de Pacifische kust. De laatste tan werd zoveel mogelijk uit het zonnetje gehaald, want onze verwachting voor Peru was weinig warm weer. De verse ceviche geserveerd werd aan het strand was goddelijk. Het is een soort locale koude soep van rauwe vis en garnalen in veel limoensap, wellicht voor de lezer bekend. Renée moest ik uiteraard van dit strand af slepen omdat dit haar laatste zou zijn in het warme Centraal Amerika.

Wederom brachten we een nachtje in Panama door waar het altijd heerlijk socializen was in ons hostel, dat bijna als thuis begon te voelen. Het verbaast me nog steeds hoe gemakkelijk je een leuke tijd kan hebben met volledig onbekenden. Onze laatste uitstapje betrof El Valle, een dorpje gelegen in een soort krater omring door bergen in Centraal Panama. Het dorpje had al lang op onze agenda gestaan, maar we waren er helaas nog niet aan toegekomen. Hier was was het nog even gezonde berglucht opsnuiven in een heerlijke omgeving. Op aanraden van een rentenierende Amerikaan bezochten we een locale dierentuin. Mijn verwachtingen waren niet al te hoog, maar integendeel de zoo was rijk met allerlei dieren die je vooral van heel dichtbij kon aanschouwen. Daarnaast hebben we nog een hike gedaan naar een waterval, die eindigde in een groot hondeweer. Ons kleine dagrugzakje werd volledig doorweekt en we wilden dan ook zo snel mogelijk terug naar Panama City voor droge kleren. Eerst nog wel even drie uurtjes in een bus zitten…

De volgende ochtend vroeg zou onze vlucht vertrekken naar Lima Peru en was het tijd om afscheid te nemen van Centraal Amerika, dat inmiddels in al haar veelzijdigheden een grote plek in mijn hart had weten te bemachtigen. Toch overwint mijn nieuwsgierigheid het, want qua culturele waarde moeten Peru en Bolivia een godgeschenk worden. Imiddels ben ik net begonnen aan de magische Inca Trail en ik kan nu al niet wachten om jullie mijn impressies met de pen te beschrijven.

Ik ben nu even vier dagen van de radar verdwenen, maar daarna beloof ik jullie een verhaal om de vingers bij af te likken. Mijn verhalen zijn wel eens beter geweest, maar momenteel schrijf ik met enige haast omdat het internetcafe zo gaat sluiten.

We meet again!

Bas

Voor de foto´s van week 11 in Panama zie wederom http://picasaweb.google.nl/b.zegers

Voor Renee haar weblogverhaal, zie reneekeijsers.reismee.nl

Superlatieven tekort!

Goeie voornemens zijn er om nooit vervolgens nietnageleefd te worden: zodoende mijne dames en heren, mijn verlate update... Ik word al weken geleefd door een prachtig geel zonnetje dat onverstoorbaar hoog aan de hemel staat. Het is haast een perpetuum mobile, ze geeft energie, maar raakt nooit op hier... Zij geeft mij het gevoel dat ik altijd die gebruinde adonis ben, waarvoor de vrouwelijke tegenhangers mij hier aanzien. Het leek een gevoel van gelukzaligheid te zijn, die reeds zo versmolten was met de tijd dat het, als zijnde een ware symbiose, met mij was vergroeid. Totdat... er een substantie in de vorm van een miniscuul druppeltje op mijn rechtervoet neerplofte en uiteenspatte. Dat ene druppeltje was zo shockerend dat ik het tafereel zou kunnen vergelijken met het gelaat van de Paus als het grootste glas-in-lood raam van de Sint Pieter in Rome aan diggelen wordt gegooid.
Het regenseizoen heeft onomkeerbaar haar intrede gemaakt. Ik beloof jullie dat ik nog nooit zoveel regen in één week Nederland gezien heb. Plenzen dat het deed! De eerste week van het regenseizoen begon niet met een kort intermezzo van een paar druppeltjes in een hele dag zon, maar storte gelijk zoveel liters H2O op dit land dat heel Afrika tot 2020 genoeg zoet water zou kunnen hebben. Kortom, lieve vrienden, ook hier blijkt het te kunnen regenen. Twee weken later is de metamorfose al weer doorgemaakt en weet ik dat het de ene dag stralend kan zijn en de volgende dag hondeweer kan zijn. Renée kan nu weer een glimlach op mijn gezicht zien, die op het moment van schrijven verschijnt nu ik mijn eerstealinea terug lees. Eigenlijk is het ook wel verdiend, want ik was verwend, en het houdt me wakker voor als ik weer naar ons polderlandje terug moet eind juli...

Terug naar een chronologische volgorde. Laatste keer schrijven was in David waar ik net Panama binnenkwam. Vanuit David ben ik richting de Caribische kust gereisd naar Bocas del Toro, een eilandengroep aan de Caribische kust net over de grens in Panama. Costa Ricaanse invloeden hebben er voor gezorgd dat deze plek een hotspot is geworden voor buitenlandse investeerders. Toeristisch gezien een mierennest, maar de relaxte 'zwarte' sfeer die er hangt heeft zich tot nu toe goed weten te verzetten en deze plek toch nog bijzonder te maken. Zonder dit heerlijk vriendelijke sfeertje in Bocas Town op Isla Colon zouden wij het niet vier dagen hier hebben uitgehouden, want zoals bovenstaand al suggereerde, het was vier dagen achtereen hondeweer. Er zijn hier zoveel backpackers te vinden, dat we al gauw een enorme groep om ons heen hadden gevormd, van Nederlanders, Britten, Schotten en Noren waarmee we vier avonden lang gefeest hebben. Wat betreft Koninginnedag denk ik dat ik achteraf een betere fiesta heb gebouwd dan het gros thuis in Nederland, dat overigens terecht verslagen naar de buis heeftgestaard. De avond ervoor hadden we soepel gebabbeld met een Amerikaan die een resort aan het bouwen was op een van de onaangeraakte eilanden in Bocas. Toen we vertelden over Queensday werden we terstond uitgenodigd om deze nationale feestdag te komen vieren bij zijn resort, inclusief alle Nederlanders die we konden verzamelen. Onder het motto 'Wir sind die Hollander, wir kommen mit zun allen', stond ik stipt om 09.00 uur met kater en al te wachten op de boot. Enigszins bang dat hij niet meer zou komen, toch maar even een belletje gedaan en gelukkig kwam hij er gelijk aangeraced met zijn speedboat vanaf Bastimentos. Rest van de dag betekende een ongelofelijk GRATIS verblijf. Onder motto nummer 2 ' SUPERMOOI SUPERDUUR' heb ik de hele dag bij zijn resort in de buitenlucht met pooltafels en jacuzzi´s geleefd. Ook al was er veel regen die dag hebben we uiteraard een Koninginnedag waardige party gebouwd; we zaten met zijn vijftienen in één jacuzzi, en verzorgden de locals alleen maar cocosnoten gevuld met rum. Het naarbijgelegen strand ´Red Frog Beach´ (strand waar je veel rode boomkikkers kon spotten) diende als uitvalsbasis voor wat vermakelijk bodysurfen. De vlag van Panama is toevallig een kopie van de Nederlande met een symbooltje erin, dus we hadden allemaal bandana´s gekocht waarmee we Bocas ook nog ´s avonds onveilig hebben gemaakt. Zie vooral de foto's op mijn fotopagina van Picasa.

Ookal heb ik mij prima vermaakt in Bocas del Toro, vergeleken met het Nicaraguaanse Little Corn Island wist de omgeving mij niet heel erg te imponeren, wellicht dankzij de voortdurende regen. Na vier dagen was het dan ook wel echt even tijd voor wat afwisseling in de bergen en hopen op wat beter weer. Naar een tip brachten we deel II van week 1 door in het nieuwe Ecohostel ´Lost and Found´, een prachtig hostel op de top van een cloudforestberg. Een cloudforest is inherent aan veel regen, dus ook hier werden de pannetjes nat. Toch was deze plek heerlijk chillen tweedagenmet max 6 personen, maar door regen weinig anders gedaan dan spelletjes, tafelvoetbal, heel seizoen 2 van Lost gekeken en de koelkasten leeggegeten. Op zijn tijd nog even een prachtig uitzicht over de vallei met de enige vulkaan Baru van Panama, om vervolgens weer in de dikke wolken en dus regen te belanden. Het hostel had tevens een tamme Kinkajoo, een soort kruising tussen een kat en een klein beertje. Genaamd Rocky, was ze gered van ernstige verwondingen en omdat ze zo jong was ze niet meer in staat terug te keren in het wild. Kinkajoo's zijn nachtdieren, dus 's avonds kon je in haar kooi worden gelaten voor een speelkwartiertje. Nieuwsgierig als ze was, kauwde ze op alles wat uitstak, en het ze rende als een gek over je heen. Gelukkig was het allemaal onschuldig, al wist ze een andere Nederlander Boaz goed in zijn neus te bijten haha. Na twee dagen regen, werd ikhet nogal zat, dus zijn we maar teruggegaan naar David om daar de nachtbus te pakken naar Panama City.

Vanwege het feit dat er tijdens de nachtbus sporadisch een soort van brandalarm boven mijn hoofd afging, had ik geen oog dicht gedaan in de nachtrit. Het leek de locals niet te storen. In de schemering van de ochtendglorie kwam ik aan in de wijk Casco Viejo waar ons hostel gesitueerd zou zijn. Twee zwaarbewapende politieagenten hielden ons gelijk staanden en even bevloog mij de angst dat ik wederom vanwege mijn ongeschoren boevenkopje het slachtoffer was geworden van een tassencontrole. Integendeel, de agenten vertelden ons dat dit gedeelte van de wijk geen plek was om in het donker rond te lopen. Ze gaven ons galant een escorte naar ons hostel Luna´s Castle. Het enige waar mijn hoofd naar stond was een zacht kussen, dus toen ik hoorde dat we tot 12.00 uur uitchecktijd moesten wachten op een bed, gaf ik de arme nachtportier een blik die hij zich nog lang zal heugen. Ik ben maar in de openbare ruimte gecrasht op een bank. Eenmaal wakker geworden rond twaalven, merkte ik dat we echt op een prachtlocatie zaten. We keken uit over de Panama baai met daar achter de Skyline met al haar wolkenkrabbers. Zelf bevond ik me in het oude gedeelte van de stad, dus mijn ochtendwandeling leverde weer een paar mooie plaatjes op. Renée haar camera had het sinds een week spontaan begeven dus moesten we op zoek naar een vervanger. De gigantische shoppingmall bij Allbrook Airport bleek de plek bij uitstek om dit te verwezenlijken. Bijkomend voordeel was dat luxeartikelen in deze stad spotgoedkoop zijn en Renée dus voor 190,- dollar een van de nieuwste Sony camera´s incl. memory en case rijker was. Volgende dag hebben we in de ochtend Panama Viejo bezocht, de ruïnes van de ouwe vesting gesticht in 1519. ´s Middags was het voor mij zoeken naar een sportcafé om halve finale Champions League Chelsea - Barcelona te kijken, maar ik kon niets vinden in de ouwe wijk. Toen de eerste helft eenmaal voorbij was, zag ik opeens een TV door een ruit afgestemd staan op de wedstrijd. Een Spaans babbeltje met de eigenaar resulteerde erin dat ik op de bank bij een local de topwedstrijd heb kunnen afkijken. Wat een ontknoping!

Het Panama kanaal hebben we nog maar even als toetje voor het einde van de reis in Panama bewaard, aangezien we nog genoeg in de hoofdstad zullen terugkomen. Daarnaast kan ik vermelden dat ik de 18e zal vliegen naar Lima in een directe vlucht rond 10.00 uur in de ochtend. Omdat het weer steeds onvoorspelbaarder wordt met name aan de Caribische kust, wilde ik eerst nog koste wat kost naar de afgelegen San Blas eilanden. Om 05.00 uur ´s ochtends richting de kust met een 4-wheel drive door de jungle heen crossen op onverharde wegen, waarbij meerdere rivieren doorgewaad moesten worden. Op zich wel een risico, want als het een paar dagen hard zou regenen dan is de terugweg tijdelijk onmogelijk. Aangekomen bij de kust werden we opgewacht door Kuna´s die ons naar de San Blas eilanden zouden transporteren in een motorbootje. De Comarca Kuna Yala is een lange dunne strip van 226 km lang aan de Caribische kust dat ook de San Blas eilanden in beslag neemt tot aan de Colombiaanse grens. San Blas bestaat uit 400 kleine eilandjes waarvan er 40 worden bewoond door de inheemse Kuna stammen. Inclusief vasteland wonen er 70.000 Kuna´s in de comarca, een autonoom gebied met minimale bemoeienis van de Panamese regering. De Kuna´s hebben een eigen wetgeving, bestuur, taal, gebruiken en cultuur. Gezien het feit dat de Kuna´s al sinds 1502 (toen Columbus hier langs zeilde) in contact zijn met de westerse beschaving, is dit geen kleine prestratie.

Wij hebben dus 3 nachten tussen deze stammen geslapen op het eiland Carti, dat bevolkt wordt door zoveel hutjes van in totaal ruim 40 Kuna families dat er nauwelijks ruimte is om tussen te lopen. De lezer kan wel voorstellen dat dit een hele bijzondere ervaring was, want ik zat midden tussen de gebruiken van de Kuna. De vrouwen dragen traditionele kleding, bestaande uit een felgekleurde jurk en een hoofddoek. De meeste vrouwen hebben een gouden ring in het neustussenschot en dragen vele strakke en gekleurde enkel- en armbanden over het gehele beenoppervlak. Leuk detail: de vrouwtjes zijn meestal half zo klein als ik ben. Renée en ik hadden een eigen hutje met daarin slechts twee hangmatten. De hangmat is heilig voor de Kuna, want allerlei religieuze gebruiken zijn er mee verbonden. Je wordt erin geboren, je trouwt erin, je hebt er geslachtsgemeenschap in (het is mij een raadsel?!?) en je sterft erin. Zodra je sterft wordt je erin begraven, terwijl de hangmat in je graf wordt gespannen. Meisjes die net de puberteit bereiken (eerste menstruatie) worden voor 4 dagen in een ceremoniekamer geplaatst. Zodra deze dagen zijn verstreken, wordt er een groot feest gevierd. Ik kan er nog veel langer over hun gebruiken verhalen, maar dat maakt mijn weblog alleen maar langdradig. Schroom niet om er bij mijn thuiskomst naar te vragen. Één ding was wel jammer, je mocht geen foto´s van de vrouwen maken zonder toestemming, tenzij je ze wat geld aanbood of een van hun mooie handwerken kocht. Heb stiekem een aantal plaatjes weten te schieten, maar helaas zijn het er niet echt veel, zult u wel op mijn fotolog merken (zie link onderaan verhaal).

Het mooiste verhaal komt nog, want behalve de paar dichtbevolkte eilanden bestaan de overige 400 eilanden uit kleine paradijselijke eilandjes. Stelt u zich voor: allerlei piepkleine eilandjes met een paar palmbomen erop, de meest maagdelijk witte stranden omgeven door de helderste turqoise zee waar zelfs de Malediven u tegen zou den zeggen. Op sommige momenten springen de dolfijnen op je heen en een snorkeluitrusting biedt toegang tot de mooiste vissen in de omgeven riffen (tot soms ver over de 20 m kon je onder water kijken!) Ik dacht dat Little Corn Island in Nicaragua een sprookje was, maar ik kom werkelijk superlatieven tekort om deze plek te beschrijven. Middagen op een dergelijk verlaten eilandje vertoeven was een marteling voor het zelfbewustzijn. Na drie dagen prachtweer (een waar gelukje op de Caribiën rond deze tijd) op deze eilandjes, vertrokken we toen net de eerste regendruppels de maagdelijkheid van deze plek aantastten. Timing!

Inmiddels schrijf ik weer vanuit Panama City, waar ik weer een hele dag ben bezig geweest om jullie over nu al epische tocht te verhalen. Straks stappen Renée en ik in de bus naar Portobelo, de eerste Spaanse havenstad van Panama, vanwaar ik o.a. op mijn terugweg de grootste van de drie sluizen van het Panama kanaal ga bezoeken. Tot over een week beste vrienden en familie, het gaat mij goed en hopelijk jullie ook. Ik kijk uit naar jullie reacties.

Voor de nieuwste foto´s (zie week 9 en ook week 10!) volg de link naar mijn fotolog:

http://picasaweb.google.nl/b.zegers

Pennend in het zonnetje,

Bas Zegers

PS. Voor Renée haar weblog zie reneekeijsers.reismee.nl

Pura Vida!

Mij kwam onlangs ter ore dat er thuis reeds was geaccepteerd dat ik ergens in de wildernis lag weg te rotten nadat een koorts van Mexicaanse origine mij de das om had gedaan. Het hele rouwproces zou inmiddels in gang zijn gezet. Me dunkt dat iedereen zo veel om mij geeft. Toch wil ik bij deze toch even het bewijs leveren dat ik gewoon nog vrolijk door de flora en fauna van inmiddels (sinds een dag) Panama rondhuppel. Ik zal niet ontkennen dat er zich een ware radiostilte heeft afgespeeld de afgelopen drie weken. Verklaring hiervoor is onder andere dat ik een tijd in de complete wildernis heb gekampeerd. Toch waren er ook momenten dat er internetvoorzieningen binnen handbereik waren, maar dat ik er gewoonweg de tijd en kracht niet voor had gezien de drukke dagplanning. Na alle ongeruste e-mails van de afgelopen weken heb ik dan toch maar besloten om een volle dag te besteden aan het beschrijven van de hoogtepunten van week 5 t/m 8, het pimpen van mijn weblog en het uploaden van de mooiste foto´s van deze weken. Met name dat laatste kost mij ongeveer vier tot vijf uur werk, met als resultaat dat ernu weer dik 200 nieuwe foto´s online staan. Het besef dat ik dan ook meer dan drie weken te overbruggen heb in onderstaand stuk geeft mij gelijk het voornemen om weer wekelijks mijn weblog bij te werken. Mijn excuses nogmaalsaan iedereen.

Week 5 vertoefde ik zowaar nog in Nicaragua op Isla de Ometeppe, een eiland dat in het grote Nicaraguameer is gelegen. Het meer is zo groot dat het zich gedraagt als een zee, en het is het enige meer ter wereld waar bullsharks in zoetwater leven. Het eiland bestaat uit twee gigantische vulkanen en het zicht vanaf de naderende boot is zo spectaculair dat het lijkt alsof je een eiland gelijk aan dat van Jurassic Park nadert. Na een ruige jeeptour van bijna twee uur bereikten we onze slaapbestemming, Finca Magdalena, een plek die we van een reiziger als een van de grootste geheimen van het eiland getipt hadden gekregen. Bij aankomst bleken we inderdaad een paradijsje op aarde ontdekt te hebben, want onze slaapaccommodatie betrof een boerderij met een soort van Franse uitstraling, omringt door een prachtige tuin met uitzicht over de grootste vulkaan Concepción van het eiland. Ookal is het geschreven woord machtiger dan wat dan ook, toch verwijs ik graag naar de foto´s bij week 5 voor een impressie van de zonsondergang achter de vulkaan daar! Wakker worden was een nieuwe ervaring met de Howler monkeys (oftewel brulapen!) die rondom het hostel je de stuipen op het lijf jaagden met hun tijgerbrul. Door de naderende Semana Santa (oftewel Holy Week met Pasen als afsluiting) zijn we hier ongeveer vijf dagen gebleven, omdat geheel Nicaragua gedurende deze feestweek in een grote nomadentrek richting de kust beweegt. Wij wilden deze drukte graag vermijden. Week vijf was ook meteen verreweg de sportiefste week, want ik heb een dag met een groep mountainbikes gehuurd om naar de andere kant van het eiland te beulen. Gezien de rotsrijke paden die er zijn amper schaduw verschaffen, de weg vervolgens alleen maar klimmetjes kent die elkaar sneller lijken op te volgen dan er dalen tussen passen, maakte dit een loodzware tocht. Aan het einde ook nog eens een uur lopend omhoog hiken om als beloning een 60 m-hoge waterval te bereiken.Het stortendewater van slechts een enkele graden boven het vriespunt bood een welkome verkoeling. Helaas moesten we ook nog terug... Een andere dag hebben we ook nog de kleinere (maar niet minder vermoeiende!) vulkaan Maderás beklommen met een vijftal vrienden. Deze hike hadden Renée en ik toch wat minder zwaar ingeschat. Niet zozeer het feit dat de hike zo´n zeven uur is beslag nam was zwaar, maar meer het feit dat een regenbui in de nacht ervoor er voor gezorgd dat je door modderpaden en -poelen aan het slenteren was en je zelf uit alle macht aan takken moest omhoog trekken. Bovenop kwam je uit bij een kratermeer, waar Renée vrolijk in sprong,en vervolgens merkte dat ze tot haar middel wegzakte in de blubberzooi. Ach, viezer konden we toch niet worden hehe.

Met pijn in het hart namen we afscheid van ons eigenJurrasic Park, maar gelukkig stond er een nieuwe uitdaging voor de deur in week 6: COSTA RICA! We kozen de minder populaire grensovergang in het midden tussen beide kusten, genaamd Los Chiles, door met een boot toch nog iets van de magische river de Rio San Juan mee te krijgen. Met nog maar dertig dollar aan contanten op zak wisten we de volgende pinautomaat te bereiken over de grens. En dan maar hopen dat de ING-bank inmiddels niet is gevallen thuis, zodra je die pinpas in de automaat steekt. Inmiddels had ik naast Renée aan mijn linkerbeen ook nog een andere oerbrabander Carla van 29 jaar aan het andere hangen, waar mee we een tijd in Costa Rica hebben rondgetrokken. My god, het had de oudere zus van Renée kunnen zijn. Ik ging bijna denken dat haar vader ooit met een andere melkmeid de hooizolder is was gedoken. Ik mag Brabanders graag, maar een week Brabantse humor gaf me bijna gekke koeienziekte. Ik ging de meid dan ook al gauw Klara 47 noemen. So far those girls, eerste bestemming in Costa Rica was La Fortuna. De wereld over de grens was shockerend! Voor de grens nog omringd worden door armoede, overvolle chickenbussen met dieren inclusief, bedelende kindjes en ga zo maar door; eenmaal in Costa Rica de dikste SUV auto´s, en gigantische resorthotels die uit de grond schieten alsof het niets is. Vergrijzend Verenigde Staten was duidelijk aan het rentenieren hier in Costa Rica. Culturele autenticiteit bleek hier naar de achtergrond gedrongen te zijn. Eerste reactie was zowel van mij als van Renée was dan ook dat we kort door Costa Rica heen zouden haasten. Toch bleek ook al gauw dat dit land absoluut zijn magie heeft, met name omdat het land zo ontzettend groen is, de prachtigste nationale parken heeft en de gastvrijheid van de lokale bevolking zeer groot is. Ander voordeeltje: de eerste warme douche in La Fortuna was zo goddelijk! In La Fortuna hebben we een dagje uitgerust en zijn we bij ´s avonds de meest actieve vulkaan van Costa Rica, de Arenal, van een afstand gaan bekijken. Je kon bij donker de lavastromen van de berg zien afsnellen, helaas viel mijn camerabatterij uit bij een poging tot vastleggen van dit tafereel. Mijn wens om deze vulkaan te beklimmen werd al gauw de grond in geboord, toen onze hosteleigenaar aka Mister Lava Lava me vertelde dat dat niet mogelijk was wegens het lavagevaar aan alle kanten. Een actieve vulkaan in Guatemala leent zich hier wel voor, en daar kan je dan ook met een stok in de lava prikken. Een reden om ooit in mijn leven daar nog maar eens heen te vliegen. Volgende stop in week 6 was Santa Elena gelegen in provincie Monteverde midden in Costa Rica, een gebied beroemd om zijn mooie nationale parken. Hier hebben we o.a. een nighthike gedaan, waar we vossen, tarantula´s, schorpioenen, slapende vogels en boomkikkers hebben gespot. Nog indrukwekkender was de hike in het Monteverde Cloud Forest. Zoals de naam al suggereert, hier zijn de bomen zo hoog dat de wolken er tussen hangen. Bomen die honderden jaren oud zijn, worden verstrengeld door lianen (Matopalo´s) en vergroeien soms met elkaar in de raarste vormen. Ik met mijn Brabantse aanhang was de eerste die dag die het park inliep, met als voordeel datna drie stappen al een wasbeer voor ons langs dook en we de vogels om ons heen hoorden wakker worden. Ik heb hier ook kolibri´s weten vast te leggen, de inspirerende vogeltjes slaan wel 80 keer per seconde met hun vleugels. En als een mannetje een vrouwtje probeert te imponeren wel 200 keer per seconde.

Next stop na een flinke dag reizen was Montezuma, een kustplaats aan de Peninsula Nicoya (zie voor de reis die we hebben afgelegd de kaart op mijn weblog). De Lonely Planet van 2007 beschrijft deze plaats nog als ´nog niet zo toeristisch en strevend om haar boheemse levenstijl te behouden dat de eerste volken hier bracht´. In twee jaar tijd kan het hard gaan, want toerisme had ook hier de prijzen flink opgedreven. Om de mooiste stranden te ontdekken moest je naar de afgelegen stranden lopen, en de wandeling beloonde de inspanning. Prachtige brede stranden (met name heel diep) waren een lust voor het oog. De lezer denktnu wellicht ´oh weer een strand´ maar iedere omgeving is tot nu toe heel divers geweest en zeker niet saai. Ik hoop dat de foto´s hetzelfde idee geven. Montezuma is een waar hippiedorpje, want je merkt dat menig reiziger hier is blijven steken en zijn brood bij elkaar probeert te verdienen met het maken van kettinkjes en armbandjes. De waterval op een half uur lopen was de mooiste sinds ons vertrek. De locale Costa Ricanen (ook wel Tico´s) klimmen als apen recht omhoog langs de waterval, en ik had echt het idee dat ik nog doden zou zien vallen daar. Ze duiken daar echt van tien meter af, en doen zonodig een backflip en schroef er achteraan. Ik vond mijn 3-m duik al aardig hoog en heb zowaar Renée een beetje van haar duikangst afgeholpen (een urenlange klus!).

Het resterende gedeelte van week 7 bracht ons veel verder oostelijker en hoger landinwaarts bij San Gerardo de Generál, een heel klein dorpje aan de voet van Cerro Chirrípo. Dit gebergte heeft het hoogste punt van heel Centraal Amerika en het streven was om hier de top van de halen. Hoewel ons werd afgeraden de hike in twee dagen te doen, bleven Renée en ik toch koppig in ons initiële plan. Helaas moest je met slaapzak, al je eten voor twee dagen, warme kleding en een gasstel omhoog. Dit resulteerde toch nog in een backpack van tegen de 8 kilo (naar mijn inschatting). Op dag 1 vertrokken we om vijf uur in de ochtend om de eerste vijftien kilometer steil omhoog te klimmen. Het zware aan de klim was dat het laatste gedeelte de zwaarste kilometers betrof, edoch gingen we met goede moed omhoog. De hike was echt prachtig, omdat je door zoveel verschillende omgevingen komt: cloud forests, dry forests, een gedeelte met alleen maar zwarte afgebrande bomen door een bosbrand uit´98 en als laatste een grassige aankomst bij de Crestona Logde (de slaapplaats). Dit eerste gedeelte worden normaal tussen de 6 en 9 uur afgelegd, afhankelijk van je fysieke conditie en ervaring op hikegebied. We mochten de 6 uur en 45 minuten aan tikken! We hadden zowaar twee ervaren hikers ingehaald die een uur eerder waren vertrokken, iets wat een enorme mentale injectie geeft als je ze voor je ziet lopen. Toch moet ik wel toegeven dat we echt compleet gesloopt waren. De temperatuur tegen de avond dook al snel onder het vriespunt (ijskoud!), dus ik was blij dat ik die zware dikke slaapzak had meegsjouwd. Volgende dag zijn we optimistich om half 6 als eerste vertrokken om de ochtendzon te aanschouwen. Met de dauw nog op de laagbegroeide omgeving kan ik niets anders zeggen dat de klim van de laatste vijf km naar de echte top van Cerro Chirípo de mooiste waren van heel Costa Rica. Zie de fotolink onderaan mijn verhaal. De laatste km was de steilste en dus ook loodzwaar, maar het gevoel om uiteindelijk de eerste te zijn op dat magische hoogste punt van van Centraal Amerika (3820 m)is echt onbeschrijfelijk. What a view! Op de helderste dagen kan je zowel de Pacifische zee als de Caribische zee zien. Ookal was dat bij ons niet het geval, het uitzicht was niet minder mooi en de trots niet minder groot. Het vogeltje dat naast mij landde op de top, kon ik wel een rotschop geven, gezien de inspanning die het mij had gekost om dit te bereiken haha. We waren gedurende de tocht van 20 km in totaal 2,5 km recht omhoog gestegen. Vervolgens zijn we dus 20 km helemaal naar beneden gehiked op dezelfde dag en eigenlijk was de terugweg zwaarder dan de heenweg. De belasting op de knieën is op de laatste vijf km zo slopend dat je eigenlijk maar in een roes de berg afrolt. De spierpijn heeft nog een week in mijn benen gezeten.

In week 8 (volgende dag) wisten we niet hoe snel we richting strand konden gaan, want wat waren wij toe aan een een ijskoud drankje in het zonnetje. Plaatsje Uvita was ons slachtoffer en we hadden dan ook het leukste backpackershostel van Costa Rica te pakken. Van pooltafel, hangmatten, een heerlijke bar, een keuken tot spelcomputers en een 1000 DVD-collectie, het hostel was van alle gemakken voorzien voor 10 dollar per nacht (vergeleken met soms 3 dollar per nacht in Nicaragua is dit even slikken). Toch hadden we het wel verdiend. Bij een waterval in de buurt stuitten we met geluk op een surfinstructeur Rama die hier al 20 jaar woonde, die toevallig deze week voor het eerst zijn moeder had overgevlogen om een paar mooie plekken van Costa Rica te laten zien. Gastvrij als hij was, nodigde hij ons uit om met hem mee te rijden naar het strand. Voor een prikje mochten we gewoon zijn surfboards de hele dag gebruiken omdat hij nu toch ´vrij´ had en hij gaf ons nog surfles ook. Volgens hem was ik een waar surftalentje :). Ik weet nu eindelijk hoe mijn zusje zich voelde bij eerste surflessen in Australië, want de kick om op een golf te rijden is enorm. Optimisme leidt tot roekeloosheid en roekeloosheid leidt tot pijn. Want Renée en ik begonnen toch al iets te snel de grote golven te pakken, wat resulteerde in een pijnlijk gekneuste arm van Renée. ´S avonds hebben we nog een gigantische Barbecue gemaakt met wat mensen van het strand bij Rama zijn villa. Te gek, die gastvrijheid! De volgende uitnodiging volgde al gauw, want hij bood aan om ons mee te nemen op een kampeertrip bij nationaal park Corcovado. Met een stampvolle huurauto (stuffed the American way!) , drie surfboards op het dak en drie backpackers, vertrokken we naar hopelijk een nieuw paradijsje. Onze kampeerplekken bij Matopalo waren dan ook prachtig in de volgende drie dagen. Omringd door apenfamilies (ze lopen zelfs over het strand!), scarlet macaws die overvliegen (rode papegaaien), vijftig dolfijnen die recht voor je uit het water springen en nog vele andere dieren, was het inderdaad dat paradijsje waar we op gehoopt hadden. Gedurdende nachtelijke wandelingen kwamen we miereneters, armadillo´s, kinkajoo´s (mix van kat en beer), wasberen, glow in the dark spinnen en blauwe garnalen tegen. Zoals de Puerto Ricaan telkens zei ´AWESOME!´. Ook hier heb ik nog de nodige surfpogingen gedaan, maar de golven waren eigenlijk veel te hoog voor mij (tussen 3 en 5 meter!). De laatste twee dagen van onze kampeerplek waren Renée en ik het toch wel een beetje zat. Niet zozeer met elkaar, maar vanwege alle familieproblemen tussen Rama, zijn vriendin en zijn moeder. (de moeder die kwam uithuilen, iedereenroddelt over elkaarenz.) Dus toen we uiteindelijk in de buurt waren afgezet waren we meer dan blij weer op eigen benen te staan. Desalniettemin hebben we echt een leuke tijd gehad.

Hoewel we nog niet eens IN het nationaal park Corcovado waren geweest, hadden we al zoveel moois gezien. Renée en ik wilden toch nog een hike in het park doen van twee dagen. Helaas zou dit wegens getijden die enkele rivieren ondoorkruisbaar zouden maken tijdtechnisch niet mogelijk zijn in drie dagen. Dus hebben we een eendaagse hike in het park gedaan. Na acht uur in het park rondgehuppeld te hebben en ik weer de nodige kokosnoten had geslacht met mijn technieken die ik geleerd had op Corn Island, was lichaam en geest weer genoeg vermaakt geweest. Hoogtepunt was de enorme tapir die ineens voor ons op het pad stond op 1 meter afstand. Het beest is zo groot als een koe! Hij leek nogal dreigend, gelukkig weet ik dat het herbivoren zijn hehe. Het geluk viel ons ten deel, want ze schijnen heel zeldzaam te zijn om te zien.

Inmiddels zitten we sinds een dag in Panama en hebben we 2,5 week om de schatten van dit land te ontdekken. Zojuist de balans van Costa Rica opgemaakt en het lijkt wel of de portemonnee een gat heeft gehad. Het zijn een paar dure weken geweest, gelukkig dat Nicaragua een hoop compenseerde in kosten. In tussen draait de wereld door, gaat al het wereldnieuws langs mij heen, en ga ik nu richting het eiland Bocas del Toro om daar eens een cocktail te drinken. Na dit verhaal heb ik dat volgens mij wel een beetje verdiend? Of niet? Anyway, keep up the good work aan het thuisfront en probeer zover mogelijk ook eens te genieten van de achtertuin!

Pura Vida!

Bas

FOTO´S: Voor de foto´s van week 5, week 6, week 7 en week 8 zie mijn picasawebsite:

http://picasaweb.google.nl/b.zegers

Voor Renée haar weblog zie reneekeijsers.reismee.nl

NB. Ik vind het zeker leuk om mailtjes en reacties van jullie te blijven ontvangen, want het blijft leuk te horen wat zich er thuis afspeelt. Dus blijf dat alsjeblieft ook doen. Ik probeer, zei het in minder aantal, ook een hoop van jullie mailtjes persoonlijk te beantwoorden zo nu en dan.

Diving with… indeed… Stingray´s on Little Corn Island!

Inmiddels zit ik na ruim twee en een halve week al bijna tegen de grens van Costa Rica. De afgelopen periode was ´off the beaten track´, oftewel ik ben buiten de gebruikelijke paden omgereisd, met het logische gevolg dat Internet een schaars product was. Week 3 & 4 betroffen mijn reis naar de Corn Islands en week 5 rond Isla de Ometeppe. Bij deze een update van week 3 & 4 samen met foto´s, en dan zal ik binnen enkele dagen week 5 tot aan het heden verslaan.

Week 3 & 4 in Nicaragua:
Na een slopende reis van 8 uur in boten en 10 uur in bussen bevond ik mij op zondag 29 april eindelijk weer voor een dagje in Granada, na anderhalve week op Little Corn Island te hebben verbleven. Week 3 en 4 in Nicaragua vlogen voorbij en heb zowaar Renée nog steeds niet kunnen dumpen bij iemand anders noch van me af weten te schudden haha. Allereerst moet ik mij verontschuldigen voor alle e-mails die ik meestal laat heb beantwoord, maar die overigens niet minder leuk waren om te beantwoorden.. Het eiland Little Corn is had immers maar één computer met internet die ik 95% van de tijd bezet was en buiten proportioneel duur was. In de toekomst zal ik mijn streven van wekelijks verslag proberen na te leven.

De reis naar de Corn Islands was een vrij bitse, aangezien je voor een groot deel trekt door een dunbevolkt gebied van Nicaragua. Met name een aankomst in de schemering van het dorpje El Rama, had iets weg van een naargeestig stadje waar je alle ogen in de nek voelde. Rond zes uus ´s ochtends gingen we met een snelle boot over de rivier Rio Escondido, een meer dan epische reis met zonsopkomst over de prachtige rivier. De mangroven aan weerszijden van de rivier gaven het gevoel midden in de amazone te verkeren. Vanuit de negroïde Caribische kuststad Bluefields (vernoemd naar de Nederlandse piraat Blewfelt) vervolgens met een ferry naar de Corn Islands, twee eilanden die 70 km uit de Caribische kust liggen. Little Corn Island was ons aangeraden door een duikinstructeur Kevin waarmee we destijds in Leon zijn opgetrokken; zijn verhalen over het eiland een waar understatement vergeleken de werkelijkheid. Om u een kleine indruk te geven: Little Corn is een waar paradijs met nog azuur blauwere zee en nog wittere stranden dan ik ooit op een anzichtkaart van de Malediven heb gezien. Op het eiland rijdt geen enkele auto en er wonen tegen de 700 mensen. Locals klimmen voor een halve euro in de hoogste palmbomen om kokosnoten voor je te halen. De sunsets zijn zo idyllisch dat je biertje als een glas champagne smaakt. Na tien uur ´s avonds valt de hele elektriciteit uit op het eiland om de sterrenhemel op zijn mooist bloot te leggen. Kortom, het was niet zo verwondelijk dat ons initiële plan van 4 dagen op dit eiland verlengd werd met 6 dagen. Om mijn woorden kracht bij te zetten verwijs ik graag naar de foto´s onderaan mijn verhaal.

Slapen heb ik op meerdere plekken rond het eiland gedaan, maar de mooiste plek was toch wel in een palmhutje op het strand op nog geen tien meter van de zee. Hier kwam de zon pal voor onze ogen ´s ochtends op en deed de zee rood verlichten. Viva la vida! Renée en ik zijn beiden aan ons open water duikbrevet begonnen, na de overtuigingskracht van onze Zuid-Afrikaanse vriend Kevin die inmiddels weer als duikinstructeur op het eiland te vinden was. Na vier dagen was het papiertje zogezegd ´in the pocket´ en mag ik waar ter wereld een uitrusting huren en tot 18 meter diep duiken. Duiken is oprecht één van de vetste en stressverlagende dingen die ik ooit gedaan heb, voor zover ik nog stress kon hebben op dit eiland. De koraalriffen waren prachtig met honderden vissoorten en ik heb zelfs op enkele meters van nurse sharks, baracuda´s en hammerhead haaien gedoken! Meest afschrikwekkend was aan het begin nog wel om in de buurt van metersgrote Southern Stingrays te zwemmen (oftewel een vijf keer zo grote variant als waar ik op ben gaan staan enkele weken terug). Maar paps en mams, wees gerust, zolang je niet op ze gaat staan zijn ze ongevaarlijk. Kevin heeft in zijn duikcarriere zelfs regelmatig aan hun vin gehangen. Mooiste moment onderwater was de beleving toen zeven Eagle Rays om ons heen zwommen., een nog grotere edoch onschuldige rogsoort dan bovengenoemde. Aan eenieder die ooit nog voor de keuze staat te beginnen aan zijn duikbrevet raad ik aan het gelijk te doen.

Afgezien van vijf dagen duiken heb ik op Corn Island nog gesnorkeld, en heerlijk gerelaxed op totaal verlaten stranden onder het genoot van een zelf geopende kokosnoot. De verse vischotels bereid in de lekkerste sauzen waren het beste voedsel tot nu toe in dit land, hetzij wel een tikkeltje duurder dan we gewend waren. De nationale rum, Flor de Caña, is te koop voor vijf tot zeven euro per literfles, dus een sporadische rum cola keerde steeds vaker terug in ons dagpatroon.

In de avonden trok ik veel op met mensen van de duikschool waarmee ik al snel een klik gevonden hadden. Met name de Zuid-Afrikaanse grappen versus Nederlanders en andersom met onze instructeur Kevin werden in de loop van de week alleen maar frequenter. Veel tijd heb ik ook doorgebracht met drie Amerikanen uit Montana, die vanuit huis uit erg veel wisten over surviving en vissen. Zij gingen er regelmatig op uit om al snorkelend te speervissen, een sport die mij al snel intrigeerde.

Er zijn een hoop bizarre dingen op dit eiland gebeurd, dingen die we op een gegeven moment alleen maar verklaarden met de slagzin: ¨It´s the Island man, it´s the Island!¨ Meest bizarre voorval was nog wel dat de Amerikaan Kirk ons op een ochtend zei midden in de nacht de zijn wakker geworden van allerlei vreemde stemmen om zijn tentje. Hij sliep namelijk in een tentje die hij verderop teruggetrokken in de bosjes vanaf een verlaten strand had opgezet. Toen het geluid minder werd, is hij toch maar weer gaan slapen. Maar wat bleek, toen hij ´s morgens zijn tent uitstapte, lagen er tien donkere mannen op stukken karton te slapen voor zijn tent. Dit bleken zowaar tien Afrikaanse vluchtelingen te zijn die zojuist de oversteek hadden gemaakt vanaf Somalië! Het verhaal wordt nog sterker, want diezelfde middag zijn de meeste mannen opgepakt. Kirk werd ook meegenomen naar het politiebureau en verdacht van Human Traficking, oftewel mensensmokkel. Gelukkig kon hij na enkele verklaringen dezelfde middag nog het politiebureau verlaten. Toch wel erg lullig voor die vluchtelingen, want een poging tot vluchten uit een derdewereldland eindigde ongewild weer in het uitkomen in een derdewereldland als Nicaragua.

Na tien dagen op Little Corn werd het toch echt wel weer tijd om door te trekken en ik moest Renée dan ook met grote moeite wegtrekken van haar paradijsje. Tranen stonden haar nabij. De reis voor de boeg terug naar Granada was al evenmin motiverend, maar dit land heeft ongetwijfeld nog te ontdekken schatten voor ons in het verschiet. Via een rustdag in Granada is de volgende bestemming Isla de Ometeppe, een eiland met twee grote vulkanen in het op een na grootste meer van Latijns Amerika. Binnen enkele dagen zal ik onze trip op dit eiland verslaan. Op het moment van schrijven zit ik al weer te wachten op de boot van Ometeppe af naar San Carlos om daar over de Rio San Juan de grens over te gaan naar Los Chiles in Costa Rica.

Voor de foto´s van week 3 & 4 zie:
http://picasaweb.google.nl/b.zegers

Leuk om weer jullie reacties te lezen en tot snel!
Bas

P.S. voor Renée haar weblog zie nogmaals reneekeijseres.reismee.nl